Het glazen plafond is in de wetenschap nog niet doorbroken. Er zijn nog altijd weinig vrouwelijke hoogleraren en ze verdienen minder dan hun mannelijke collega’s
Hoe groot het salarisverschil precies is, zal blijken uit de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2009, die op 1 oktober wordt gepresenteerd. In een persbericht staat al wel vermeld dat het aandeel vrouwelijke hoogleraren al jaren met ongeveer een half procentpunt per jaar groeit.
Teller gaat niet hard
De teller in de nieuwe monitor staat op twaalf procent vrouwelijke hoogleraren. Dat is lager dan in de landen om ons heen en nog niet de helft van de Lissabon-doelstelling van 25 procent. Het aandeel vrouwelijke universitair docenten en hoofddocenten stijgt sneller: van respectievelijk 24 en 14 procent in 2003 tot 31 en 18 procent in 2008.
Vrouwen genoeg
Volgens professor Marinel Gerritsen van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren zijn er in principe genoeg vrouwelijke kandidaten om alle mannelijke professoren te vervangen die de komende jaren met pensioen gaan. Maar ze waagt zich niet aan een voorspelling wanneer er evenredig veel vrouwen in het hoogste academische ambt zullen komen.
Scheve verhoudingen
Deze Monitor 2009 is de derde op rij. De rapporteurs schrijven ook over de man-vrouwverhouding in universitair medische centra, colleges van bestuur, raden van toezicht, onderwijs- en onderzoeksdirecteuren, KNAW en NWO-besturen. En die verhouding ligt scheef, vertelt Gerritsen alvast.
De monitor wordt gepresenteerd tijdens de talentendagen voor vrouwelijke wetenschappers: Pump your career. Hij wordt uitgegeven door Stichting de Beauvoir, de vereniging van universiteiten VSNU, het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren en het Sociaal Fonds voor de Kennissector (SoFoKles). HOP