Kaat Mossel en de bankdirecteur

20 maart ’09

Links: Kaat Mossel

 

Hadden er in de tijd van Kaat Mossel winstbeluste bankdirecteuren bestaan, dan hadden ze direct op hun falie gekregen. En ik was thuis nog aan de koffie. 

Ontbijten op een prachtige ochtend. Wanneer ik naar buiten kijk vanuit mijn appartement (drie hoog), zie ik de schitterende ramen van het kantoorgebouw van Nationale Nederlanden. De Hollandse lucht eromheen is adembenemend lichtblauw, vandaag, met oranje tinten.

Het kolossale gebouw is in feite een grote, glazen citadel. Zoals alle moderne kantoorgebouwen waarin verzekeraars en banken resideren: het zijn de symbolen van transparantie. Alleen: de glazen zijn geblindeerd. En de directeuren, die zitten, onaantastbaar, hemeltjehoog bovenin. 

Hotel New York 

Die avond heb ik in Hotel New York een interview met EUR-filosofe Liesbeth Noordegraaf. Zij promoveert bij de Erasmus School of Economics. Bankdirecteuren, stelt zij, zijn eigenlijk een soort zonnekoningen. Want niet de politiek, maar de financiële sector is het werkelijke systeem dat het leven van ons, stervelingen, bepaalt vandaag. 

Eén probleempje, zegt ze. Lodewijk de 14e had nog grip op de wereld. De bankdirecteuren moeten vooral doen alsof ze grip hebben op de wereld. Want de financiële informatiestromen zijn zodanig complex en de toekomst is zodanig onzeker, dat de bankdirecteuren, dankzij het systeem waarbinnen ze zelf groot zijn geworden, regeren als koningen zonder kleren. 

Transparante bankdirecteuren. We zien alles bungelen. Maar zegt Noordegraaf: “We hebben geen idee wat het allemaal betekent.” De zekerheid, het vetrouwen in het systeem, breng je er niet mee terug. 

Visrestaurant Kaat Mossel 

Zon, blauwe luchten en nog een restaurantbezoek onder werktijd. Visrestaurant Kaat Mossel, aan de Admiraliteitskade. Een vrolijk interview met EUR-alumnus Eric Palmen, over zijn boek Kaat Mossel, Helleveeg van Rotterdam (Bert Bakker). In Palmens boek las ik over de achttiende eeuw in Rotterdam.

Weet u wat ze toen deden? Wanneer een rijke bakker of slager zijn prijzen al te veel verhoogde in de ogen van het volk, ging men direct verhaal halen. Dan stond men gewoon voor de deur. En je had de redetrekkers. Palmen: “Dat waren een soort rijdende rechters.” Ik ben het helemaal eens met Palmen. Kaat Mossel was straatarm, zoals velen in die tijd. “We moeten die tijd dus ook niet romantiseren.”

Maar toch. Het was een ‘moral economy’, met een, wat ik maar noem, soort ‘onmiddellijkheid’ tussen hoog en laag, waarin iedereen ook wel wist dat prijzen arbitrair tot stand komen, maar men daar ook zelf de directe getuige van was. Deed de welgestelde iets onoorbaars, dan stond het volk meteen op de stoep, wild carnaval te vieren, spottend met de macht van koopman.

Nu ben ik toch aan het romantiseren, maar wat wil je, met de zon op je voorgevel. Impressionisme met een haast romantische dreiging, dat wel.

Voor wie wil weten over het Rotterdamse icoon Kaat Mossel en over hoe we de economie opnieuw vorm kunnen geven volgens Liesbeth Noordegraaf, verwijs ik naar de komende nummers van Erasmus Magazine.

Neurological Disorders

14 maart ’09

Amerikaanse wetenschappers hebben ‘ontdekt’ dat onze hersenen pas sinds betrekkelijk kort geleden kunnen ‘geloven’ in een God. Wat een onzin.

Ik had al zo’n vermoeden: de mens heeft religieuze intuïties. En het grote wetenschapsnieuws van deze week lijkt dat te bevestigen. De Volkskrant: “De wetenschappers stellen dat voor het eerst is aangetoond dat aan geloof een psychologische structuur ten grondslag ligt. Eerder neurowetenschappelijk onderzoek liet al neurale correlaten van religieuze en mystieke ervaringen zien.”

Klinkt allemaal overtuigend technisch. Maar de bewering is eigenlijk heel simpel. Mensen kunnen in religies geloven door bepaalde hersendelen. Lijkt nog steeds mooi, ware het niet dat de redeneerstructuur bij dit onderzoek dubieus is.

De onderzoekers van het National Institute of – o, ironie- Neurological Disorders ( Maryland), legden de proefpersonen bijvoorbeeld de volgende stelling voor: ‘God is wraakzuchtig.’ Waarna die voorste hersenkwabben tekeer gingen als een stroboscoop. Dat was te zien op de hersenscan.

De hersenvorsers waren op zoek naar waar het ‘geloofssysteem’ van de mens zich bevindt. In de voorste hersenkwab, is de conclusie. Het gedeelte dat, zeggen de wetenschappers zelf ook, verantwoordelijk is voor inlevingsvermogen en verbeeldingskracht, schijnt. Voelt u hem ook al hangen?

De stelling is dus: “God is wraakzuchtig.” De proefpersoon moet nadenken over wat God is. En ze moeten nadenken over het idee van wraak. En hoe die twee concepten met elkaar samenhangen door een vervoeging van het werkwoord ‘zijn’.

De proefpersoon wordt aangesproken op zijn inlevingsvermogen, verbeeldingskracht en fantasie. Precies dat wat je ook nodig hebt als, pak hem beet, wetenschappelijk onderzoeker. De methode van deze Amerikanen weet, bijvoorbeeld, op geen enkele manier zinvol ‘te discrimineren’ tussen feiten en ideeën (van feiten), tussen geloof en wetenschap, tussen theorievorming en geloven in religie of literatuur.

Iedereen wist al dat (wetenschappelijk) theorieën en hypotheses vaak iets weg hebben van een geloof en verhalen. En dat religies en fabels vaak iets weg hebben van een kennisleer van hoe de wereld in elkaar zit. Ergo: met deze conclusie weet je helemaal nog niet waar ons ‘geloofssysteem’ of ‘religieuze cognitie’ verborgen zit. Het onderzoek wijst er, volgens mij, eerder op dat wij helemaal geen specifiek geloofssysteem hebben.

Louter is er nog maar een keer aangetoond dat wij over theoretische concepten (dingen die niet zomaar te vangen zijn maar die we, om ze te begrijpen, moeten construeren in ons hoofd, met fantasie en inlevingsvermogen) nadenken in onze voorste hersenkwab.

Dat ‘reflexieve’ vermogen kregen wij, inderdaad, pas tamelijk recent toebedeeld in de evolutie, en ja, misschien gaf God ons dat vermogen. Soit. Ik maakte me weer eens druk over het wetenschapsnieuws. Mijn hersenen flitsten nog en ondertussen krijg ik weer een nieuw proefschrift op mijn bureau gedeponeerd. Innovatie is belangrijk voor de economie, zo begint de conclusie. Ook zoiets. Wetenschappers, tell us something we don’t know, alstublieft.