‘Competitie levert beter onderzoek op’

Steeds minder wordt onderzoeksgeld ‘eerlijk’  verdeeld over alle onderzoekers in Nederland. Maar steeds vaker moeten onderzoekers met elkaar in competitie gaan om onderzoeksgeld binnen te halen. Ook de EUR denkt er serieus over om extra onderzoeksgelden die ze krijgen niet hoofdelijk te verdelen, maar via interne competitie. Is dat een goed idee? Of krijgen zo de sterke onderzoeksgroepen altijd het meeste geld? En krijgen net startende of wat zwakkere groepen niet de kans zich te verbeteren? Of houdt dit onderzoekers juist scherp? De stelling luidt:

‘Competitie levert beter onderzoek op’

Graciella Anijs, student rechten

“Eerlijk competitie is nooit slecht. Door de strijd aan te gaan met anderen, kan men zien welke onderzoeken als goed worden bestempeld en welke niet. Aan de hand van deze beoordeling zouden vakgroepen hun onderzoeken kunnen aanscherpen en verbeteren. De vraag is: wie laat je tegen elkaar wedijveren? Mijn inziens lijkt het niet voor de hand om de faculteit der Rechtsgeleerdheid samen met de faculteit der Geneeskunde in de ring te zetten. Deze bokspartij is niet gelijkwaardig. Competitie binnen een faculteit lijkt mij daarentegen beter.

Behalve deze vragen zijn er ook nog andere haken en ogen. Bijvoorbeeld wat te doen moet een vakgroep die door deze competitie structureel te weinig geld krijgen toe bedeeld. Moeten deze vakgroepen stoppen met onderzoek? Iets wat mij niet wenselijk en zelfs onmogelijk lijkt. Of om het optimistischer te brengen: wat als een vakgroep structureel te veel geld krijgt? Betekent dat ze zich dan alleen maar bezig zullen houden met onderzoek en het onderwijs in een vergetelijk hoekje zullen plaatsen? Zoals het poldermodel betaamt, lijkt mij de middenweg de beste oplossing: een standaardbedrag voor elke vakgroep. En een competitie tussen vakgroepen voor een extra financiering.”

(kopie 1)

Gokhan Ozveren, student rechten

“Wat ten zeerste bestreden moet worden is dat men eigenhandig gaat bepalen welke onderzoek het etiket belangrijk mag krijgen en welke niet. Dit moet te allen tijde voorkomen worden. Een probleem waar ik mee zit en waarvan ik graag zou willen dat daar meer onderzoek naar wordt verricht, kan voor een ander een totaal onbekend verschijnsel zijn. Met dit in het achterhoofd de verschillende onderzoeksgroepen via een competitie te laten strijden om onderzoeksgeld te krijgen is werkelijk niet te verteren. Ieder zichzelf respecterende verdeler van onderzoeksgelden zou zich moeten schamen om dit te willen bewerkstelligen door middel van competitie. We hebben hier met professionele onderzoeksgroepen te maken waarvan zwart op wit vaststaat wat ze onderzoeken en welke belangen vanuit de maatschappij zij willen behartigen. En om dan nog als een arrogante Russische geldschieter deze groepen een competitie te laten voeren heeft volgens mij veel weg van moderne slavernij. Naar mijn mening moet per onderzoeksgroep, door middel van objectieve maatstaven, met inachtneming van de ernst van het desbetreffende probleem en gekeken naar de omstandigheden van het geval, adequaat door de verdeler van onderzoeksgelden gehandeld worden. Het is immers geen prijsschieten op de kermis!”