De tranen van de Braziliaanse voetballer Vinícius Júnior werden onlangs nog wereldnieuws, toen de speler van Real Madrid vertelde over zijn ervaringen met racisme. Jacco van Sterkenburg raakte als psychologiestudent 25 jaar geleden al geïntrigeerd door racistische stereotypen tijdens een onderzoeksstage naar sportmedia. Inmiddels bekleedt hij de stoel van bijzonder hoogleraar ‘Racisme’, Inclusie en Communicatie. Daardoor kon hij een promovendus kon aanstellen, medegefinancierd door de voetbalorganisaties Fare, FIFPRO en UEFA.
In uw oratie noemt u sportmedia ‘learning sites’. Wat bedoelt u daarmee?
“Sportmedia bereiken een heel groot publiek. Mensen die luisteren naar het wedstrijdcommentaar krijgen dingen binnen over zaken als etniciteit en nationaliteit, zonder dat ze het echt merken. Over Braziliaanse voetballers wordt bijvoorbeeld relatief vaak gezegd: ze zijn heel technisch, ze spelen samba-voetbal, ze spelen met flair. Dat gaat tussen de oren zitten: oh, zo zijn Brazilianen. Over zwarte sporters horen ze vaker dat die fysiek sterk, of snel zijn, terwijl ze een witte man bijna altijd als de captain zien die na afloop een praatje mag doen met de interviewer om de wedstrijd te analyseren. Bij het Nederlands elftal is dat nu Virgil van Dijk, een zwarte speler, dus er zijn wel degelijk wat uitzonderingen. Maar op die manier is het dus een leerplek.”
Zijn de betreffende spelers niet gewoon ook fysiek sterker, of sneller?
“Uit onderzoek blijkt dat zwarte spelers ook als sneller worden gezien, wanneer zwarte en witte spelers op posities staan die dezelfde snelheid vereisen. Ik heb ook wel gehoordvan zwarte voetballers zelf dat media ze als snel portretteren, terwijl ze uit de praktijk weten dat hun teamgenoten bij looptrainingen sneller zijn. Er is dus een bias die niet helemaal overeenkomt met de werkelijkheid.
Tegelijkertijd is het heel complex. Voor de positie aan de zijkant van het veld is snelheid vereist. Zwarte spelers die aan de zijkant staan, zijn waarschijnlijk sneller dan spelers die centraal staan. Maar uit onderzoek bij de jeugd weten we dat trainers zwarte spelers soms sneller aan de zijkant neerzetten. Zo trainen ze dus meer op snelheid. Witte spelers staan juist relatief vaak op het middenveld en juist middenvelders blijken zich vaak meer te ontwikkelen in termen van leiderschap. Negentig procent van de aanvoerders zijn witte mannen, maar niet omdat ze van nature meer leiderschapskwaliteiten hebben.”
Waarom zijn dit soort inzichten belangrijk?
“Subtiele vormen van stereotypering worden vaak vergeten. Vaak weten mensen binnen de voetbalwereld en ook in de maatschappij heus wel wat racisme is en ze keuren dat ook af. Wat ik bijdraag, is dat ik kijk naar de voedingsbodem van dat expliciete racisme en dat zit onder andere in woorden die we gebruiken. Die associaties van zwarte spelers met fysieke kracht en snelheid zijn de voedingsbodem voor bredere vormen van racisme, waar zwarte spelers in het voetbalstadion worden beschimpt met apengeluiden.”
Moeten commentatoren hun woorden dan op een goudschaaltje wegen?
“De geschiedenis van Nederland is er ook een van kolonialisme en slavernij, dat zit nog steeds in de taal. Dus woorden zijn belangrijk, maar ik zeg niet dat we elk woord op een goudschaaltje moeten leggen. Voetbaljournalisten moeten heel ad hoc zijn, zeker bij live commentaar. Dan zeggen mensen soms nou eenmaal dingen die anderen kunnen kwetsen. Ik zeg wel: luister terug naar je commentaar en leer ervan, ontwikkel je op dat vlak.”
Staan sportjournalisten daar voor open?
“Die zelfreflectie ontbreekt vaak nog wel. Sinds Black Lives Matter vraag ik me soms af of journalisten zoiets hebben van, ja, ik snap dat in abstracte zin, maar daar houdt het op.”
U bent zelf een witte man die nu bijzonder hoogleraar wordt. Wat vindt u daarvan?
“Leiderschap en academische kwaliteiten worden vaak geassocieerd met witte mannen. Dat beeld en de bestaande machtsverhoudingen reproduceer ik nu ook door als Witte man bijzonder hoogleraar te zijn. Dat is wel een nadeel. Het is een bijzondere leerstoel en deze is tot stand gekomen dankzij samenwerkingsprojecten met relevante organisaties, maar ik heb soms wel gedacht: moet ik dit doorzetten? Ik heb het erover gehad met bevriende collega’s, ook collega’s van kleur. Zij zeggen, jawel, want het onderzoek dat je doet is belangrijk en je moet niet jezelf teveel in hokjes gaan stoppen. Wel heb ik een heel divers team samengesteld en ook met theoretische perspectieven probeer ik buiten mijn witte framework te gaan.”
Wat zijn uw onderzoeksplannen?
“Ik wil graag kijken naar manieren om zelfreflectie bij sportleiders en professionals in de sportmedia te stimuleren. Ook wil ik onderzoeken hoe sport juist het gevoel kan geven ergens bij te horen. Verder gaan we onderzoek doen naar de rol van kleur en etniciteit in sportgames en reclames.”
Jawel hoor! Mijn reactie is alweer verwijderd! Lijkt TU Delft wel hahaha
Beste Mo, je reactie is verwijderd omdat die in strijd was met het reglement. Dat kun je hier vinden: https://www.erasmusmagazine.nl/reageren-op-erasmusmagazine-nl-de-spelregels/
Reageren niet meer mogelijk.