Met een opgetrokken been zit Romy van Leeuwen (27) op de bank in de woonkamer van haar ouders Peter van Leeuwen (58) en Wendy van Leeuwen (57). Aan de kast hangt een portretfoto van haar en haar zus. Romy is onderwijskundige bij Risbo en woont sinds een paar jaar hier om de hoek in Krimpen aan den IJssel, als student Psychologie bleef ze bij haar ouders wonen. Omdat het thuis gezellig was, zegt ze, en omdat het dicht bij de universiteit was.
Nieuwsgierig
De universiteit was een onbekende plek voor haar ouders, die zelf geen hoger onderwijs hebben gevolgd. “Ik weet nog dat jullie met mij naar de open dagen zijn gegaan”, zegt Romy tegen haar ouders. “Ik vond het leuk dat jullie overal mee naartoe hobbelden. Maar hoe was het voor jullie om mee te gaan naar de universiteit?”
“Zolang ik niet aangesproken werd, vond ik het goed”, zegt Wendy. “Ik ben vaak bang om domme dingen te zeggen.” Als kind groeide ze op met het idee dat ze niet slim was. Hoewel ze hoge cijfers haalde, werd ze naar de huishoudschool gestuurd, waar ze soms van leerkrachten te horen kreeg dat ze alleen maar moest koken en voor de kinderen moest zorgen. Van huis uit werd ze ook niet gestimuleerd om te studeren, waardoor ze na de huishoudschool in een kledingwinkel ging werken. Sinds de geboorte van haar eerste kind, Romy’s zus, is ze thuis. “Maar ik was tegelijkertijd nieuwsgierig om erachter te komen hoe het gaat op de universiteit.”
“Ik wilde vooral weten wat je met een bepaalde opleiding kon worden”, zegt Peter. Hij studeerde Luchtvaarttechniek aan de middelbare technische school en werkt nu bij een netbeheerder, waar hij veel cursussen op hbo-niveau volgt en geeft. “We vonden het belangrijk dat je een opleiding uitkoos waar je werk mee kan vinden”, vult Wendy hem aan. “Omdat ik zelf geen opleiding heb gedaan, vind ik alle studies interessant en vind ik het geweldig als je überhaupt een diploma haalt. Maar je moet ook naar de toekomst kijken.”

Veel praten
Toch lieten zij Romy helemaal vrij in haar keuze. “Ik had nooit het idee dat jullie mij in een bepaalde richting duwden”, zegt ze. “Hadden jullie wel een opleiding in gedachte die bij mij zou passen?”
Wendy: “Jij kwam er zelf al vroeg mee dat je Criminologie wilde studeren.”
“Ja”, onderbreekt Romy haar lachend. “Omdat ik te veel detectives met jullie keek.”
Haar ouders knikken lachend. “Criminologie leek mij ook erg interessant en leuk”, vertelt Wendy verder. “Ik zag het wel voor me dat ik dan zou meeliften met jouw studie, zodat ik ook wat dingen zou oppikken.”
Maar na een tegenvallend proefcollege Criminologie, dat ze samen met haar vader had bijgewoond, koos ze voor de bachelor Psychologie en later de master Human Learning and Performance. “In hoeverre wisten jullie wat mijn opleiding inhield?” vraagt ze. Peter: “Dat leerden we gaandeweg door met jou mee te kijken.”
“Wij praatten veel samen”, zegt Wendy. “Jij ging niet op je kamertje zitten, maar beneden aan de eettafel. Je vertelde vaak wat je aan het lezen was, en zo leerde ik over wat het allemaal inhield. Dat vond ik leuk.”
Veel thuis
In het begin hadden haar ouders geen duidelijk beeld bij Romy’s tijd op de campus. “Ik had nooit iets met de universiteit te maken gehad, ik moest allemaal van jou leren hoe het in elkaar zat”, zegt Wendy. “Maar in mijn beleving was je weinig op de universiteit. Ik vond het wel gezellig, je was heel veel thuis aan het leren.”
“Dat klopt, ja”, zegt Romy. “Ik ben nooit het type geweest dat bij een studentenvereniging of iets dergelijks wilde. Ik kwam er pas achter dat er verenigingen bestonden toen ik begon met studeren. Dat is denk ik anders als je ouders wel gestudeerd hebben. Maar ik dacht: waarom zou ik daarbij gaan? Ik wil gewoon leren!”
“Ik heb er wel een beetje spijt van dat ik niet naar de Eurekaweek ben gegaan. Ik wist niet goed wat dat was”, zegt Romy. “Als ik een kind zou hebben dat gaat studeren, zou ik zeggen: dat moet je doen joh, dat is leuk!” Wendy: “Als wij naar de universiteit waren gegaan, hadden we je dat misschien kunnen vertellen.”
Frustratie
Af en toe leidde het niet kunnen helpen bij de studie tot frustratie bij Romy’s ouders. “Als jij in paniek was omdat je iets niet snapte, statistiek bijvoorbeeld, voelde ik ook de wanhoop bij mezelf”, zegt Wendy. “Dan dacht ik: hè, verdorie, waarom kan ik nou niet helpen? Daar werd ik op dat moment een beetje verdrietig van.”
“Op een gegeven moment ben je zo ver in je opleiding dat we je niet meer kunnen helpen. Het is ook een heel ander vakgebied”, zegt Peter. “En ik had niet genoeg tijd om me te verdiepen in het studieboek over statistiek. Dat frustreert dan een klein beetje.”
“Je hoeft niet precies te weten hoe alles in elkaar zit, dat kan ook niet”, zegt Romy. “Ik heb op allerlei andere manieren altijd steun van jullie gehad.” Ze herinnert zich dat haar moeder haar aan de eettafel hielp met ‘het stampen voor een tentamen’. “Ik gaf jou dan een lijstje met begrippen zodat je me kon overhoren”, zegt ze. Wendy: “Het maakte dan niet uit of ik het wel of niet snapte.”
Ook legde ze vaak uit wat ze had geleerd. “Tussen de middag gingen we samen een broodje eten en vertelde ik over een casus over een patiënt die ik zojuist had gelezen”, zegt ze. “Je leert beter als je het aan een ander uitlegt. Je hielp me door naar me te luisteren.”
“Ik vond het interessant om die casussen te horen”, zegt Wendy. “Ik had graag iets in jouw richting gestudeerd – mensen helpen.”
Geluk
Haar vader was vanwege zijn werk minder thuis, maar las allebei haar scripties. “Ik weet nog dat je mijn masterscriptie niet volledig begreep, maar je had het toch helemaal gelezen en op de spelling had gelet”, zegt Romy.
Peter: “Ik vond het leuk om te zien waar je je al die tijd mee bezig had gehouden.”
“En leuk om te zien waar je al die jaren voor hebt betaald!” grapt Romy. “Dankzij jullie heb ik geen studieschuld, dat is heel fijn.” Wendy: “Wij gingen zuiniger leven, want we wilden per se dat je zonder schulden zou beginnen met werken.”
“Ik bof met waar mijn wieg heeft gestaan”, zegt Romy. “Het grootste geluk dat ik heb zijn jullie. Jullie hebben misschien niet aan de universiteit gestudeerd, maar mij wel daarin verder gebracht door me te motiveren en financieel te steunen. Je moet hard werken op de universiteit, maar ook geluk hebben.”