Dit was een spannende periode, maar één van hoop. Op de campus hing de belofte van een nieuwe tijd. Hoe de toekomst zou worden wisten we nog niet, maar we geloofden dat de tijd van voortdurende dreiging van oorlog achter ons zou liggen. Poetin heeft de Koude Oorlog echter niet achter zich gelaten, zo blijkt 33 jaar later. Steunend op de sentimenten van vóór 1989 heeft hij Europa opnieuw in een oorlog gestort. Een even doelloze als zinloze strijd, voor een Russisch rijk dat alleen in Poetins eigen gedachten bestaat.

Tegen oorlog zijn veel argumenten in te brengen en Erasmus, de naamgever van onze universiteit, werd er bekend om: “Wat is er nou dwazer dan om willekeurige redenen zo’n strijd aan te gaan waar voor beide partijen altijd meer ellende dan goeds van komt?” Woorden uit de Lof der Zotheid (1511), in een rede van de Dwaasheid zelf, die als geen ander kon uitleggen hoe dwaas oorlog is. Erasmus leefde in een tijd dat Europa werd verscheurd door religieuze strijd en steeds de oorlog dreigde. Aanleiding voor Erasmus om in een volgend boek Vrede aan het woord te laten, in Vredes Weeklacht (1517). Daarin geeft Erasmus niet alleen morele, maar vooral politieke en economische argumenten tegen de oorlogvoering: “Vóór de oorlog waren alle aangrenzende gebieden van jou, want vrede maakt door het handelsverkeer alles gemeenschappelijk.”

Erasmus schreef Vredes Weeklacht voor de vredesbesprekingen die de Europese grootmachten van die tijd gingen houden, maar die op niets zouden uitlopen. Toch had dit boek veel invloed en bereikte het een breed lezerspubliek. Erasmus hield de vorsten (de politieke leiders van zijn tijd) voor waarom oorlog onzinnig is, met argumenten die voor ons nog altijd heel herkenbaar zijn. Want vrede en vrijhandel leiden volgens Erasmus tot voorspoed voor iedereen en oorlog maakt leiders zélf machteloos, op het moment dat de gevolgen van de oorlog zich doen voelen: “Maar kijk nu wat je gedaan hebt: nu is zelfs het gebied waar je maximaal gezag uitoefent, nauwelijks van jou.” Erasmus doet bovendien een beroep op de belangen van de bevolking, de mensen aan elke kant van de strijdende partijen: “Het grootste gedeelte van het volk vervloekt de oorlog en bidt om vrede.”

In 1989, het jaar waarin een einde kwam aan de Koude Oorlog, werd Vredes Weeklacht opnieuw uitgegeven – en dat was niet voor niets. Erasmus rekende in dit boek af met het idee dat er morele, economische of zelfs politieke redenen zijn om een oorlog te beginnen. Om de eenvoudige reden dat de beoogde voordelen nooit opwegen tegen de verschrikkelijke gevolgen. “Te midden van de wapenen zwijgen de wetten”, laat Erasmus de Vrede zeggen – en daarom is oorlog nooit te rechtvaardigen. Erasmus was een van de eerste filosofen die zo nadrukkelijk bepleitte waarom oorlogen nooit een verlengstuk kunnen zijn van de politiek. Na het einde van de Koude Oorlog leek dit Erasmiaanse idee in Europa lange tijd dominant, tot Vladimir Poetin de oorlog weer tot onderdeel van zijn politiek maakte.

Ronald van Raak column2-Levien, Pauline

Lees meer

Erasmus, de studiebeurs en de waarde van studeren

“We moeten af van het idee dat je alleen gaat studeren voor jezelf”, schrijft…