Waar gaat je proefschrift over?

“Ik heb onderzoek gedaan naar het ‘hoe’ achter de verduurzaming van bedrijven. We weten veel over waarom bedrijven zouden moeten verduurzamen en wat ze kunnen doen. Dan hoor je krachttermen als sustainable business model innovation en circulaire economie, maar als je echt naar de literatuur kijkt zie je dat er naar verhouding vrij weinig aandacht is voor de ‘hoe’-vraag. Dat is een beetje de ‘million-dollar-question’, als bedrijven willen verduurzamen, hoe krijgen ze het dan voor elkaar?”

“Je kunt bestaande processen optimaliseren of radicaal innoveren door nieuwe producten of diensten te ontwikkelen. Vooral bij radicale innovatie kun je een maatschappelijk probleem als uitgangspunt nemen, dus daar is veel winst en impact in te behalen. Bij bedrijven staat dat super hoog op de agenda. Maar juist dit is het lastigst om te realiseren.”

Hoe heb je het onderzoek gedaan?

“In totaal heb ik bij zeven multinationals zo’n tweehonderd executives, senior-managers en mid-level managers geïnterviewd: Unilever, Philips, Johnson & Johnson, Akzo Nobel, Interface, UBS en Pearson. Daar heb ik gekeken hoe ondernemende medewerkers duurzame innovatieve oplossing en ideeën binnen grote organisaties ontwikkelen en vormgeven.

“De volgende invalshoek was welke rol senior managers spelen, om van een duurzame bedrijfsstrategie daadwerkelijk tot duurzame producten en diensten te komen. Een andere vraag was hoe op organisatieniveau een omgeving gecreëerd kan worden die sustainable business model innovation stimuleert, oftewel vernieuwingen in hoe je als organisatie op een duurzame manier waarde voor de klant creëert, waarde levert, en als organisatie waarde behoudt.”

Thijs Geradts op de dag van zijn promotie – eigen foto
Thijs Geradts op de dag van zijn promotie. Beeld door: Eigen foto

Wat waren je belangrijkste conclusies?

“Eigenlijk zie je dat als een bedrijf wil verduurzamen, de bestaande processen en systemen de duurzame strategie niet stimuleren. Voor medewerkers is het daarom altijd een worsteling om zich door de organisatie te manoeuvreren. Daarom is het belangrijk om op alle niveaus je organisatie zo in te richten dat duurzame innovatie floreert, zowel institutioneel, strategisch als operationeel.

“Verder zag ik dat als je bijvoorbeeld met sociale innovatie bezig bent voor de ruim vier miljard mensen die van minder dan vijf dollar per dag leven, je als medewerker binnen een grote multinational emoties kunt gebruiken. Je hebt maatschappelijke feel good vibe nodig, want dergelijke innovaties zijn intern vaak moeilijk te verkopen. Dat komt omdat je bezig bent voor mensen die weinig te besteden hebben en je in ontwikkelingslanden bijvoorbeeld vaker te maken hebt met corruptie en moeilijke wet- en regelgeving. Bedrijven verkopen liever producten aan rijke Hollanders of Amerikanen, ze kennen die omgeving niet goed. Medewerkers kunnen emoties aanwenden om hulp te krijgen van collega’s, het product door de organisatie heen te loodsen en om het product in leven te houden als het aanvankelijk nog niet winstgevend is.”

Hoe is dit onderwerp op je pad gekomen?

“De inspiratie kwam toen ik tijdens mijn studie Feike Sijbesma van DSM een presentatie zag geven over koeienvoer dat ze hadden ontwikkeld, waardoor koeien ruim 25 procent minder methaan opboerden. Een koe is even vervuilend als een BMW, dus dat scheelt een hoop.   

“Ik vond sociaal ondernemerschap altijd interessant; mensen die een bedrijf oprichten om een maatschappelijk of ecologisch probleem op te lossen. Alleen viel me op dat grote bedrijven daar vrij weinig mee bezig waren, terwijl daar het grote potentieel zit: ze hebben de middelen, de macht en hun ketens zitten tot in alle hoeken van de wereld. Zoals uit de presentatie van Sijbesma bleek, waren bedrijven hier wel mee bezig, maar werd er weinig over geschreven. Vanuit dat idee ben ik begonnen op Nyenrode. Na een jaar heb ik in Rotterdam gesolliciteerd als docent en kon ik mijn promotie hier onderbrengen.”

Lees meer

‘Als ik roep dat de middenklasse groeit, vinden sommigen dat ik onderdeel ben van de Rotterdam-campagne’

De Rotterdamse middenklasse groeit, blijkt uit het promotieonderzoek van Gijs Custers.…

Een van je stellingen is: “Welke ideologie ook komt na kapitalisme, hij kan maar beter snel komen en juist zijn.”

“Binnen het kapitalistisch systeem blijft rendement toch het belangrijkste. Het idee is altijd geweest dat ongelijkheid en milieuvervuiling vanzelf worden opgelost door de markt, maar dat werkt niet zo. Je hebt een sterke overheid nodig. Ik heb mezelf weleens afgevraagd tijdens mijn onderzoek: wat ben ik eigenlijk aan het doen? Leuk en zeker ook belangrijk dat al die medewerkers proberen om in hun organisatie iets gedaan te krijgen, maar eigenlijk is het een symptoom van iets dat niet werkt. Als duurzaamheid afhangt van mensen die de regels breken en emoties moeten aanwenden om iets intern voor elkaar te krijgen, laat dat in de kern zien dat het systeem niet functioneert. De oplossing ligt een paar niveaus hoger en daar zouden wetenschappers grote vragen over moeten stellen.”

Hoe vond je het promoveren?

“Ik vond het geweldig. De vrijheid was prettig en je trekt onder de witte vlag van de wetenschap bedrijven in. Mensen delen ook graag hun kennis over dit onderwerp, want wie zich bezighoudt met duurzaamheid heeft daar echt een passie voor. Dus daar zit energie en wil om dingen voor elkaar te krijgen. De schaduwzijde is wel dat het voor hen continu vechten tegen de bierkaai is. Veel mensen werken inmiddels niet meer bij die bedrijven. Dat is wel een zwart randje aan mijn proefschrift.”

Je bedankt je familie en vriendin beknopt met een gedicht van Toon Hermans getiteld ‘Bedankt voor alles’.

“Ik kom uit Sittard en Hermans is een bekende Sittardenaar. Sommige mensen bedanken zo’n beetje iedereen die ooit zijdelings betrokken is geweest. Mijn ouders, grootouders, zussen en vriendin hebben me altijd enorm gesteund en gestimuleerd. De meest effectieve manier vond ik: ‘Bedankt voor alles’. Je hebt niet veel woorden nodig om iets welgemeend te zeggen.”