Waar gaat je proefschrift over?
“Ik heb onderzoek gedaan naar hoe besloten wordt welke nieuwe behandelingen gefinancierd worden in publieke zorgstelsels. Welke behandelingen worden vergoed vanuit de basisverzekering? En welke criteria worden daarvoor gebruikt? Wat belangrijk is, is dat die keuzes bijdragen aan een efficiënte en rechtvaardige besteding van het zorgbudget. Die efficiëntie is in Nederland gekoppeld aan het criterium kosteneffectiviteit en de rechtvaardigheid aan de ziektelast van patiënten.
“Zo is bijvoorbeeld recent een nieuwe behandeling voor een zeldzame ziekte beschikbaar gekomen die 1,9 miljoen euro per behandeling kost. De vraag is dan of deze behandeling vanuit publieke middelen moet worden vergoed. De grens waarop we als land vinden dat een behandeling te duur is, hangt samen met de ziektelast. Als patiënten zieker zijn vinden we het oké dat die afkapgrens hoger ligt. Dus een teennagelinfectie mag niet heel duur zijn. Ik heb ook gekeken of het beleid aansluit bij de rechtvaardigheidsoverwegingen die in de samenleving heersen en wat de relatie is tussen die overwegingen en de ziektelast en leeftijd van patiënten.”
Wat waren je belangrijkste conclusies?
“Er is best veel steun voor de relatie tussen de kosteneffectiviteit van behandelingen en de ziektelast van patiënten. Maar er kwam ook uit dat mensen het misschien nog wel belangrijker vinden dat de kosteneffectiviteit in relatie staat tot de leeftijd van patiënten. Dus mensen vinden het belangrijk dat hoe ziek iemand is én hoe oud iemand is wordt meegewogen. Terwijl Nederland expliciet zegt dat leeftijd geen criterium is voor patiënten, dat vinden we niet ethisch. Maar de manier waarop ziektelast wordt berekend heeft wel degelijk een relatie met leeftijd. De last bij ouderen wordt namelijk zwaarder gewogen in vergoedingsbesluiten.
“Een van mijn conclusies is dus dat je wel wat moet met die voorkeuren, door ze bijvoorbeeld te integreren in het besluitvormingskader. En zelfs als je geen rekening met de publieke opinie wilt houden en je alle patiënten evenveel toegang wilt geven tot zorg, zou je een correctie moeten toepassen op de huidige berekening van ziektelast, omdat ouderen nu impliciet positief gediscrimineerd worden.”
Kun je jouw onderzoek in lijn zien met de discussie over welke doelgroep prioriteit krijgt in de pandemie?
“Je kunt die vergelijking maken, alleen gaat het bij de coronapandemie niet over de vraag welke behandelingen wel of niet vergoed moeten worden maar om wie – in het geval van absolute schaarste – wel of niet behandeld moet worden. Het gaat daarbij dus om een beslissing die aan het bed wordt gemaakt, terwijl mijn proefschrift over beslissingen op zorgverzekeringsniveau gaat. Je zag dat minister Tamara van Ark best fel was toen leeftijd als criterium werd genoemd in het zwarte scenario en duidelijk aangaf: ‘We mogen geen onderscheid maken op basis van leeftijd, ieder leven is even veel waard.’ Dat was wel een punt van discussie tussen artsen en de overheid.”
Ik las in je dankwoord dat promoveren eigenlijk niet het plan was?
“Klopt. Ik werkte zo’n negen jaar als afdelingsmanager bij een ggz-instelling voor kind- en jeugdpsychiatrie. Ik heb de kunstacademie gedaan en pedagogiek gestudeerd, dus het idee was dat ik Zorgmanagement op de Erasmus zou studeren, om theoretisch beter onderlegd te raken.
“Tijdens de pre-master deed ik een opdracht met kwantitatief onderzoek en ging er een wereld voor me open. Dat vond ik zó tof. Ik merkte dat ik gewoon mijn werk kon maken van nieuwe dingen leren en ontdekken.
“Tegelijk merkte ik dat zorgmanagement eigenlijk niet echt iets voor mij was, dus voordat ik goed en wel klaar was heb ik de omslag gemaakt naar de Research Master Health Sciences, met een specialisatie in Health Economic Analysis. Nog voor ik die had afgerond was ik aangenomen op deze promotieplek en heb ik ontslag genomen. De eerste persoon die ik bedank in mijn dankwoord is mijn toenmalige leidinggevende, want die heeft me altijd gesteund, mogelijk gemaakt dat ik kon overstappen en de ruimte gegeven om die studie te gaan doen.”
En hoe vond je het om te promoveren?
“Heel bijzonder. Als ik kijk naar collega’s die nu in coronatijd starten heb ik wel met ze te doen, want ik vond het heel erg fijn om met andere promovendi op te trekken, samen bespreken waar je tegenaan liep. Je maakt hetzelfde proces door. Daarnaast is de ESHPM een collegiale omgeving waarin iedereen elkaar helpt, dat was heel fijn.”
Nog minder fijne dingen?
“Natuurlijk zijn er ups en downs. De ene week kan je artikel worden geaccepteerd en de week daarop word je afgewezen voor een congres. Of je zit vast, of in een flow, en dat proces kan zich bij elk nieuw onderzoek weer herhalen. En je bent natuurlijk op jezelf aangewezen, je kunt overleggen met collega’s maar je moet het zelf doen. Ik ben gelukkig wat ouder en vrij zelfstandig, maar als je nog wat jonger bent kun je misschien ervaren dat er veel van je verwacht wordt. Valt dat dan tegen? Ik vond het juist wel prettig, want het bood ruimte om andere dingen te doen die ik leuk vond. Ik heb ook veel ruimte gekregen om andere projecten te doen. Naast dat alle artikelen uit mijn proefschrift gepubliceerd zijn heb ik nog acht papers geschreven.”