Waarom een onderzoek naar maatschappelijke initiatieven?
“Initiatieven hebben een grote meerwaarde voor de stad. Ze zijn heel direct en flexibel en ze zetten zich direct in op de plek waar de vraagstukken het grootst zijn. Ze worden niet gehinderd door formele structuren. Initiatieven kanaliseren het enthousiasme van de stad, van inwoners die allemaal iets willen doen. Tegelijkertijd brengen de initiatieven onzichtbare problematiek in beeld. Rotterdam heeft weliswaar een infrastructuur voor mensen die structureel buiten de boot vallen, maar er zijn ook heel veel mensen die net niet buiten de boot vallen en zo tussen wal en schip terechtkomen. Die ruimte tussen wal en schip werd veel groter tijdens de crisis. Veel mensen redden het normaal gesproken nét, en nu door de crisis net niet. Zij kunnen niet naar een voedselbank, waar een formele procedure voor nodig is. Een informeel initiatief is dan een enorm goed vangnet.”
Wat zijn bijzondere initiatieven die je tegenkwam?
“Allereerst de kapperszaak Indian Place, die veranderde in een voedselbank. Zij hebben alles op eigen kracht uit de grond gestampt. Inmiddels hebben ze een eigen stichting opgezet: stichting Geronimo. Een ander initiatief was dat van Villa Vonk in Hoogvliet. Dat was een buurtcentrum dat maaltijden aan huis bezorgde bij ouderen. Op den duur kwamen de bezorgers erachter dat de meerwaarde niet alleen in de maaltijden zat, maar dat er twee keer per week iemand langskwam bij die ouderen. Ze kleden zich netjes aan, ze hebben een praatje. Daar heeft het buurtcentrum nu nieuwe financiering voor gekregen. Een derde initiatief vond ik vooral heel leuk, dat was Publieke Werken. Op een gegeven moment hingen er overal reclameposters in de stad van evenementen die niet meer doorgingen. De initiatiefneemster zette een buitenexpositie op, waar honderden kunstenaars deze posters mochten vervangen met hun kunst. Dit bracht veel positiviteit in de openbare ruimte.”
Wat is je persoonlijke motivatie om dit onderzoek te doen?
“Ik vind het supergaaf om academicus te zijn, dat zie ik als een voorrecht waar ik dankbaar voor ben. Juist vanuit die dankbaarheid vind ik het belangrijk dat het onderzoek wat ik doe, niet alleen relevant is voor de academische wereld maar ook voor mijn eigen woonomgeving, in dit geval Rotterdam. Je wordt als academicus betaald uit publieke middelen, dan vind ik dat wat je doet ook op korte termijn beleidsmakers in de stad moet helpen. Tijdens de coronacrisis kreeg ik erg het gevoel van ‘ik wil ook iets doen’ en dit onderzoek is mijn manier om een steentje bij te dragen.”
Hoe was het onderzoek uitgevoerd?
“Alle credits naar mede-onderzoeker Sophie Claessens (ESSB) hiervoor. Met haar bachelor Bestuurskunde en master Sociologie was ze een waardevolle toevoeging in dit onderzoek. Ik heb met haar samengewerkt aan dit onderzoek en zij heeft bijna al de interviews afgenomen. We hebben een lijst van vijftien initiatieven opgesteld, zo divers mogelijk. We hebben de initiatiefnemers, de betrokken bedrijven, de fondsen en de gemeente geïnterviewd. We keken naar hoe de initiatieven tot stand zijn gekomen, wat de ondersteuning van de gemeente is geweest en of er een duurzame samenwerking is ontstaan.”
Wat is de belangrijkste conclusie?
“Veel van deze initiatieven komen tot stand door bestaande netwerken. Iemand moet het contact hebben met iemand van de gemeente om een initiatief te bespreken. Iemand moet een goed netwerk hebben in de buurt om te weten waar de grootste hulpvraag is. Er moeten bestaande contacten zijn om ten tijde van crisis de telefoon te pakken en een idee op touw te zetten. Als die contacten er niet zijn, dan kom je niet zo ver. Een goed genetwerkte stad is het resultaat van jarenlang investeren in ambtenaren die dicht op de samenleving zitten, in lokale bestuurslagen, in ondernemers die hun wijken goed kennen. We hebben in Nederland vaak de neiging om dingen formeel heel goed te regelen en dan te denken ‘als mensen iets nodig hebben, dan komen ze wel’. Juist die genetwerktheid is dan enorm belangrijk voor het gezond functioneren van de maatschappij.”
Welke aanbeveling kun je vanuit je onderzoek geven aan de gemeente?
“Investeer in de genetwerktheid van de stad en laat dat doordringen in de gemeentelijke organisaties. De informele initiatieven moeten beter neergezet worden ten opzichte van de formele instanties. De initiatieven worden nu nog te veel als concurrentie gezien, maar zijn juist een waardevolle toevoeging. Kijk naar de behoeften van het initiatief en pas daar je ondersteuning op aan, bijvoorbeeld door het bieden van coaching als een initiatief langer door wil gaan na de crisis. Als laatste hopen we dat deze flexibele manier van werken blijft hangen. Houd vast wat je van die crisis hebt geleerd en probeer dat te integreren in je normale werk. We hopen dat ons onderzoek dat een duwtje in de rug geeft.”