Wat houdt je onderzoek precies in?
“Ik doe onder andere onderzoek naar wat de implementatie van coronamaatregelen doet voor het vertrouwen in de politiek en andere instituties. Het was eigenlijk per toeval dat we met dit onderzoek begonnen.”
Toeval?
“Voor een ander onderzoeksproject hielden we een survey over allerlei zaken rondom institutioneel vertrouwen, weerstand tegen de politiek en wetenschap. Dit survey werd in maart afgenomen onder een representatie steekproef van de Nederlandse bevolking. Ongeveer de helft van de respondenten bleek de survey te hebben ingevuld voor de persconferentie in maart en de andere helft erna. Van al deze respondenten hadden we al metingen van vertrouwen in de politiek van de vorige jaren. We konden heel goed zien wat de trends waren en of er een duidelijke trendbreuk was na de implementatie van de coronamaatregelen.”
En, was er een trendbreuk?
“Die was er inderdaad, en een hele interessante ook. Het blijkt dat het vertrouwen in de politiek aanzienlijk hoger was na de invoering van de coronamaatregelen dan ervoor.
“Maar dat is niet het hele verhaal, want politicologen houden zich vast aan het fenomeen rally around the flag. Als er een crisis is, dan scharen we ons met z’n allen achter de politiek. Maar wat onze data laten zien, is dat dat niet zo werkt. De mensen die de survey hadden ingevuld in de eerste helft van maart, tijdens de coronacrisis maar nog voor de afkondiging van de maatregelen, hadden juist een aanzienlijk lager vertrouwen in de wetenschap en politiek dan de jaren daarvoor. Dat betekent dus niet rally around the flag, waar de bevolking zich bij een crisis achter de autoriteiten schaart. Het ziet er meer naar uit dat die mensen voordat de maatregelen werden afgekondigd juist teleurgesteld waren in de politiek in tijden van crisis. De mensen die de survey na de aankondiging van de maatregelen hadden ingevuld, hadden juist weer meer waardering voor de politiek. Hierin zat geen verschil tussen laag- en hoogopgeleiden.”
Verbaast dat je?
“Ja, enigszins wel, omdat laagopgeleiden over het algemeen minder institutioneel vertrouwen hebben, en je daarom zou verwachten dat ze de coronamaatregelen minder enthousiast zouden ontvangen.”
Wat is de relevantie van een onderzoek naar institutioneel vertrouwen tijdens een pandemie?
“Ten eerste vind ik vooral de wetenschappelijke puzzel zeer interessant. Daarbij ben ik niet geïnteresseerd in een specifiek thema. Wat mij eerder prikkelt zijn nauwelijks verklaarde verschillen, bijvoorbeeld tussen hoog- en laagopgeleiden. Wat we als onderzoeksgroep doen is verklaringen ontwikkelen door het doen van kwalitatief onderzoek zoals focusgroepen, en deze vervolgens toetsen voor de gehele bevolking, bijvoorbeeld met survey experimenten. Het is de wetenschappelijke relevantie die mij interesseert.
“Gezien het thema van corona zijn onze uitkomsten natuurlijk ook maatschappelijk relevant. Bijvoorbeeld, instituties als het RIVM kunnen maatregelen afroepen, maar de mate waarin mensen geneigd zijn om zich aan deze maatregelen te houden heeft voor een groot deel te maken met hoeveel vertrouwen ze hebben in deze instituties. Daarbij wil ik wel vooropstellen dat ik me, samen met mijn onderzoeksgroep, zo neutraal mogelijk opstel en geen voorkeur of waardering uitspreek voor bepaalde coronamaatregelen.”
Waarom is die neutraliteit belangrijk?
“We spreken ook mensen die heel weinig op hebben met wetenschappers. Toch kunnen we daar diepgravende gesprekken mee voeren. Hier ben ik erg trots op, want dit soort gesprekken zijn cruciaal. Als je theorieën wilt ontwikkelen die iets zeggen over de verschillen tussen hoog- en laagopgeleid, dan moet je ook het wereldbeeld van beide groepen begrijpen. Dat brengt met zich mee dat wij ons niet moeten verbinden aan instituties en dat we ook niet onze morele bril op moeten zetten. Dat leidt tot heel mooi onderzoek, omdat je goed gaat begrijpen waarom mensen de dingen doen die ze doen. Het belangrijkste is daarbij een open blik te houden.”
Vind jij het zelf lastig om een open blik te houden?
“Zelf vind ik van niet. Het is voor mij relatief makkelijk, omdat ik zelf ook uit een arbeidersmilieu kom. Ik heb de middelbare school niet afgemaakt, heb tien jaar op de binnenvaart gevaren en vijf jaar ploegendiensten gewerkt in de haven. Tijdens die laatste periode ben ik begonnen met een studie Sociologie aan de Erasmus Universiteit. Voor mijn dertigste ben ik nauwelijks mensen tegengekomen die verder waren gekomen dan de middelbare school. Die hele belevingswereld van laagopgeleiden is voor mij helemaal niet wezensvreemd, ik moest juist wennen aan de academische manier van doen en spreken.”