Wie denkt dat Kok en Rietveld net een euforische week achter de rug hebben, zit ernaast. Die euforie was al een tijdje terug: beiden kregen ‘ergens in juli’ al het heuglijke nieuws al onder embargo. Rietveld (Erasmus School of Economics): “Ik stond m’n tanden te poetsen en toen kreeg ik een mail van de ERC, dat ik de uitslag in de portal kon vinden.” Bij Kok ging het ongeveer net zo. “Je wordt wel een beetje nerveus na zo’n bericht, dus dan gaat het natuurlijk eerst mis met de computer.” Maar in beide gevallen hoorden de twee tot de gelukkige 13 procent, want zo weinig aanvragers kregen de beurs toegekend.
Krijg je de beurs, dan heeft dat grote gevolgen. Kok en Rietveld kunnen de komende vijf jaar aan de slag met hun eigen onderzoek. Daarbij kunnen ze de hulp inschakelen van twee promovendi, een postdoc en enkele student-assistenten. Rianne Kok (Erasmus School of Social and Behavioural Sciences) doet onderzoek naar liegen in de opvoeding en de effecten daarvan op de ontwikkeling van kinderen. Ze is de eerste onderzoeker bij het Department of Psychology, Education and Child Studies (DPECS) van de ESSB die zo’n beurs binnenhaalt. En het is niet de eerste keer dat het haar lukt: eerder waren haar aanvragen van een beurs van de Sophia Stichting in 2011, een EUR Fellowshipbeurs in 2016 en een Erasmus Initiative-beurs in 2017 succesvol.
De opvoedingsparadox
Kok onderzoekt welke leugens ouders aan kinderen vertellen. Daarnaast belicht het project voor het eerst een paradox in opvoedsituaties: sommige ouders leren kinderen dat ze niet moeten liegen, maar liegen zelf wel. “Er is tot nu toe best wel weinig onderzoek op dit gebied. We weten nog niet goed wat de gevolgen van liegen zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Op internetfora wordt er veel over gezegd: de een zegt dat je nooit moet liegen tegen een kind, de ander noemt het onontkoombaar. Maar als wetenschapper kan ik er eigenlijk helemaal geen onderbouwd advies over geven”, vertelt Kok.
Nadat Rietveld het bericht in de portal van de ERC had ontcijferd, was hij ‘ontzettend blij’. Door de coronacrisis kon hij het helaas niet uitgebreid vieren. “We hebben lekker gegeten die avond.”
Toch is het voor Rietveld ook een dubbel gevoel. “Aan de ene kant dacht ik: yes, ik heb het binnen. Aan de andere kant dacht ik ook: oh wacht, nu moet ik wel waarmaken wat ik heb opgeschreven in de aanvraag.”
Erfelijkheid en opleidingsniveau
Rietveld onderzoekt de relatie tussen sociale indicatoren en erfelijkheid. Hij is samen met zijn co-auteurs de eerste wetenschapper die genetische varianten kon identificeren die samenhangen met opleidingsniveau. “Ik wil gaan onderzoeken hoe nuttig dit soort erfelijkheidsstudies zijn voor beleid. Veel mensen zeggen dat dat géén nut heeft, maar ik denk daar anders over. Als ik dat kan aantonen, kan dat maatschappelijk heel relevant zijn, bijvoorbeeld voor beleid dat moet leiden tot het afnemen van sociale ongelijkheid.”
Ook Rietveld had al eerder succes met beursaanvragen. Zo kreeg hij in 2015 een Venibeurs en in 2016 won hij de Research Prize en de Young Researcher Award van de Erasmus Universiteit. Ondanks lage slagingspercentages bij de meeste beurzen lijkt het voor Rietveld geen probleem om ze binnen te harken. Wat is zijn geheim? “Ik heb geen geheim volgens mij. Misschien spreekt mijn onderzoeksterrein tot de verbeelding. En het heeft geholpen dat ik vorig jaar in de NWO-commissie voor Venibeurzen heb gezeten, dan krijg je een beetje beter door hoe het achter de schermen werkt.”
‘Stel je kwetsbaar op’
Hebben Rietveld en Kok nog tips voor collega’s die voor het eerst een beurs aanvragen? “Die commissies moeten kunnen verantwoorden waarom ze jou geld geven”, begint Rietveld. “Zorg dat ze die antwoorden niet zelf hoeven te zoeken. Waarom moeten ze geld geven aan dit onderzoek, waarom nu en waarom aan jou?” Kok geeft als tip anderen vroeg te betrekken bij het schrijven van je aanvraag. “Ik heb heel bewust van het begin af aan mensen laten meedenken. Wat vinden ze goed uit de verf komen en wat niet? Daarmee stel je jezelf best wel kwetsbaar op, maar het helpt je enorm. Je leert snel of je in de goede richting zit of dat je het nog beter kan opschrijven.”
Rietveld heeft nog een laatste tip: “Veel dikgedrukte woorden en plaatjes helpen ook”, lacht hij.