Omdat de regering Sijbesma vroeg als speciaal coronagezant, was hij de afgelopen weken bezig om coronatests te regelen. Ook voor de ‘invloedrijkste Nederlander’ geen eenvoudige klus. De alumnus – Sijbesma studeerde Microbiologie in Utrecht en Bedrijfskunde in Rotterdam – pleit ervoor de lessen van de crisis te verankeren in het onderwijs. “Universiteiten mogen zich – naast hun taken in het onderwijs en onderzoek – wat mij betreft meer roeren in het maatschappelijk debat, ook rond deze crisis.”

Feike_sijbesma crop 2 – wikimedia commons ermindo armino
Beeld door: Wikimedia Commons/Ermindo Armino

De twee universiteiten waar u een speciale band mee heeft, ontdekten een antilichaam dat mogelijk leidt tot een geneesmiddel tegen Covid-19. Gelooft u dat we binnen zes maanden van corona af zijn en zorgt u er als coronagezant wel voor dat wij vooraan staan bij de uitgifte?

“Ik kan niet beoordelen of dit het geneesmiddel zal worden waar we allemaal op wachten. Daarnaast zijn er nog een heleboel vaccins in ontwikkeling, waarvoor ik me ook namens het kabinet inzet, maar ik vraag me af of die al binnen zes maanden beschikbaar zullen zijn. We willen de vaccins voor miljarden mensen gebruiken, dus die moeten extreem veilig zijn. We gaan niet experimenteren op gezonde mensen. Bij geneesmiddelen is er een andere risicoafweging omdat je die inzet bij zieke en soms zelfs hele zieke mensen.

“Je wilt vaccins en geneesmiddelen ook beschikbaar stellen aan andere kwetsbare groepen in andere landen, en dan denk ik ook aan Afrika. Ik denk zelfs dat het een morele verplichting is om niet alleen aan onszelf te denken. Stel dat we een vaccin hebben dat niet voor alle Nederlanders tegelijk beschikbaar is, dan zouden wij de kwetsbare groepen voorrang geven. Die lijn kun je internationaal doortrekken. Als wij in Nederland de kwetsbaren voor laten gaan, waarom zou dat internationaal niet ook gelden?”

Wat vindt u van de mondkapjesdiscussie van de laatste weken?

“Dat we spreken over een exit uit de lockdown betekent dat het over het algemeen goed gaat. Hoe we dat zo kunnen houden is de vraag. Bij mondkapjes gaat het om de binnenkant en de buitenkant van het mondkapje. De buitenkant van het mondkapje beschermt jou tegen anderen die geïnfecteerd zijn. Dat is bijvoorbeeld in de zorg en de ziekenhuizen van belang, want artsen en verpleegkundigen werken met mensen die corona hebben.

“De binnenkant van het mondkapje zorgt ervoor dat jij anderen beschermt tegen jezelf als je onbewust toch het virus hebt, want als je ziek bent moet je thuis blijven. Door het dragen van een mondkapje maak je jezelf een sociaal wezen dat de medemens beschermt. Het is niet waterdicht, zeggen de tegenstanders. Nee, maar misschien dempt het 50 procent en dat is al winst.”

Erasmus TV

Lees meer

Erasmus TV over testen op corona, samenwerken met China en toekomsttips voor studenten

RSM alumnus Feike Sijbesma heeft de bijzondere titel 'speciaal gezant corona'. Een van…

Er was veel te doen over de beschikbaarheid van tests. De Nederlandse opstelling hierin leek terughoudender dan die in omringende landen. Hoe kijkt u, met uw internationale ervaring, naar de Nederlandse aanpak?

“Er spelen twee dingen. De vraag is wat je met de testen gaat doen. Als we nu iedereen een bloedtest afnemen en 95 procent heeft nog geen antilichamen, wat doen we dan met die uitslag? Stel dat 70 procent antilichamen zou hebben, dan zou je misschien een gericht beleid kunnen voeren: jij aan het werk en jij niet aan het werk. Als je alleen test en geen ander beleid voert, heb je alleen je nieuwsgierigheid bevredigd. Dat is logisch, maar geen publieke taak. De andere test, de keeltest, wijst uit of je het het virus nu hebt. Die test is van groot belang: vanaf juni gaan we er bijna 1 miljoen per maand doen.

“Daarnaast wordt diagnostiek in het algemeen steeds belangrijker in de gezondheidszorg. Hoe meer we testen, hoe gerichter de behandelingen kunnen worden. Nederland kent op dat gebied traditioneel een zekere mate van nuchtere terughoudendheid. Dat is op zich goed. Maar dankzij goede diagnostiek kun je in veel gevallen wel je behandelingsbeleid veranderen en bijvoorbeeld in plaats van een breed spectrum antibioticum een veel preciezer geneesmiddel geven.

“Nederland zag al snel dat er een tekort aan tests was. Dat was een beetje een kip-of-eiverhaal. Alle fabrikanten van tests hadden te maken met overvraag, de meeste tien tot twintig keer, dat betekent iets voor je opschaling. Een fabrikant levert dan niet als eerste aan een land dat toch niet veel tests gebruikt. Daardoor stonden we zeker niet vooraan in de rij. In juni gaan we elke Nederlander testen die klachten heeft en dat is een heel ruimhartig testbeleid.”

Hoe heeft u dat voor elkaar gekregen?

“Dat was een behoorlijk complexe operatie. Je moet swabs (teststaafjes, red.) hebben, en die moesten deels uit Noord-Italië komen, in deze tijd niet het meest ideale gebied om geregeld naartoe te reizen. Vervolgens moet je via bijvoorbeeld de GGD’s de testen kunnen afnemen (straks dus 1 miljoen per maand). Tevens hebben we laboratoria nodig, dat waren er eerst drie, toen dertig en nu vijftig, die de machines en het personeel moesten regelen. Toen moesten we de tests kopen, die verkrijgen we bij wel twintig verschillende leveranciers en op dertig verschillende machines, die allemaal moesten worden geconfigureerd. Tenslotte moet je de orderstromen verleggen naar de laboratoria waar het virus opduikt. En helemaal aan het eind – als er dan positief wordt getest – heb je de GGD’s nodig om bron- en contactonderzoek te doen.

“Die hele keten hebben we moeten opschalen en anders moeten organiseren. Dat lukt niet door hard of slim te onderhandelen, maar wel door begrip te tonen voor de wereld van de ander, bijvoorbeeld de leveranciers, zoals Roche. Wat helpt door de wereld waar ik uit kom: je spreekt elkaars taal. Je kunt boos worden op je leveranciers, maar dat heeft niet zoveel zin. Je kan maar beter samenwerken. Te slim zijn, of extra druk zetten, dat zijn war stories, die klinken spannend maar dat levert niet altijd de gewenste resultaten op.

“Net als de verhalen dat we veel eerder hadden kunnen opschalen met het aantal tests. We moesten echt het kaf van het koren scheiden. Niet alle testen en leveranciers zijn even betrouwbaar, of soms gewoon niet door het RIVM gevalideerd. Sommige instellingen die zich gepasseerd voelden, zochten de media op. Die maatschappelijke, publieke en politieke druk rond het thema maakt dit werk soms lastig. Soms was het een regelrechte bonanza.”

Hoe kijkt u eigenlijk aan tegen de rol van universiteiten in coronatijd?

“Ik denk dat de universiteiten in korte tijd verbazingwekkend goed werk hebben verzet rond colleges en tentamens op afstand. Dat merk ik ook aan mijn zoons (de oudste studeert Economie aan de EUR, de jongste Moleculaire Levenswetenschappen in Utrecht, red.). Studenten en medewerkers zijn ook getroffen door de coronacrisis. Studenten kwamen thuis te zitten, werden thuis geëxamineerd en hebben online moeten leren werken. Ook op wetenschappelijk gebied wordt er natuurlijk ongelooflijk mooi werk verzet.”

Ik hoor een ‘maar’ aankomen?

“Nee, meer een én, omdat ik vind dat de universiteiten zich nog meer mogen uitspreken in het maatschappelijk debat. Hoe lossen wij zo’n crisis op, wat is onze maatschappelijke verantwoordelijkheid? Hoe gezamenlijk doen we dat: in Nederland, in Europa, in de wereld? Vinden we het fijn dat we zo’n geglobaliseerde wereld hebben, waar heel veel mensen van geprofiteerd hebben, maar niet alle mensen en niet alle landen? Het zou zonde zijn als we die lessen van de crisis niet aan onze studenten meegeven en daar geen verder onderzoek naar doen. Universiteiten mogen zich duidelijker uitspreken over wat er in de maatschappij gebeurt. Dat debat is te belangrijk om alleen aan de politiek over te laten.”

Vindt u de universiteit op dit moment te weinig geëngageerd?

“De rol van de universiteit valt volgens mij uiteen in drie taken: onderwijs, wetenschap én maatschappelijke verantwoordelijkheid en betrokkenheid. Deze crisis is zo groot dat er voor alle studies impact zou moeten zijn. Learning lessons moeten in de lesprogramma’s van de komende jaren verankerd worden.”

Hoe groot zal de impact van de coronacrisis op de economie naar uw inschatting zijn?

“Veel mensen willen zo snel mogelijk weer terug naar de wereld van januari 2020: een re-start. Maar ik denk dat we ook moeten nadenken over een reset. Zeker gezien de enorme hoeveelheid geld die we nu uitgeven om uit de crisis te komen, moeten we nadenken hoe we maatschappij anders willen inrichten, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid en klimaat, maar denk ook aan de onderlinge afhankelijkheid die we gecreëerd hebben.”

Een bedrijf leiden of een land leiden zijn twee verschillende dingen. Zijn er ook overeenkomsten? Wat is u opgevallen aan de manier van leidinggeven in de politiek?

“Een bedrijf kan je, zeker in crisis, meer rigide, meer militaristisch en minder als poldermodel organiseren, zodat je iets makkelijker één kant opgaat. Ook bij DSM, met een omzet van 10 miljard euro en 25.000 mensen op 200 locaties, was het werken complex, maar toch een stuk minder complex dan bij de overheid. Je wordt maar beperkt afgeleid omdat er een hiërarchisch model is, namelijk dat van jouw private bedrijf. Alleen als er schandalen zijn of als het bijvoorbeeld over salarissen gaat heb je met de buitenwereld te maken.

“De overheid, het publieke domein en dus ook corona is van iedereen. Er is een heel umfeld met meningen en belangen en daarmee is een dergelijke crisis voor de politiek veel lastiger te managen. Wat ik zie is dat ministeries meer beleidsmachines zijn dan uitvoeringsmachines. Terwijl er nu heel veel uitvoerende druk is en dat is ongelooflijk zwaar en moeilijk. Ik heb echter wel ook veel bewondering voor hoe hard er nu gewerkt wordt op de diverse ministeries.”

U heeft Medische en moleculaire biologie gestudeerd in Utrecht en Bedrijfskunde in Rotterdam. In hoeverre hebben die studies u gemaakt tot wie u bent?

“De wereld van de microbiologie, van het moleculaire en het celniveau, blijft voor mij altijd zeldzaam boeiend en komt in deze crisis zeker van pas. Bij Bedrijfskunde in Rotterdam heb ik heel veel geleerd, maar het belangrijkste is misschien wel dat er achter elke vraag die je stelt nog een zit: waarom? Die vraag kan je vaak stellen en weer stellen. Dat vergroot je inzicht.

“Dat je altijd de waarom-vraag moet stellen was voor mij als student een eyeopener. Waarom, waarom, waarom, waarom: die vraag kun je bijna vier keer stellen en daardoor begrijp je steeds beter wat je eigenlijk aan het doen bent, wat je niet aan het doen bent en wat je misschien anders had kunnen doen. Voordat ik bedrijfskunde ging studeren, nam ik de dingen meer zoals ze waren. Dat inzicht heeft mij enorm verrijkt en geholpen bij mijn baan bij DSM en ook bij wat ik nu doe. Waarom zijn er te weinig tests in Nederland? Die vraag moet je stellen om te weten waarom fabrikanten zeggen dat er voor Nederland zeker te weinig tests zijn.”

Wat is de vraag die u in deze coronacrisis het meest bezighoudt?

“Geen vraag maar een observatie. Hoe kwetsbaar we eigenlijk zijn, hoe ongelooflijk afhankelijk. Jarenlang gingen er geluiden dat infectieziekten wel tot het verleden zouden behoren. Als bioloog geloofde ik dat niet, en zie nu hoe kwetsbaar we zijn. Als het het gaat om antibiotica en generieke geneesmiddelen: je zou toch denken dat we daar voorraden van hebben aangelegd? Het antwoord is dat we enorm afhankelijk zijn van landen als China en India. Dat maakt ons heel kwetsbaar.

“De coronacrisis legt ook de vraag bloot in hoeverre we als samenleving een eenheid zijn. Zowel nationaal als internationaal. In hoeverre is het ieder voor zich? Uiteindelijk gaat het ook om de vraag wat het doel is van de economie. Naar mijn smaak is het doel of je gelukkig met elkaar kunt samenleven. Met je eigen gezin, je vrienden. Ik vind dat dat gevoel niemand onthouden zou mogen worden en daar probeer ik me voor in te zetten, wereldwijd. Bij DSM en in deze rollen ook weer.”

Lees één reactie