Waar heb je onderzoek naar gedaan?

“De Nederlandse aanpak van criminele motorbendes, ook wel outlaw motorcycle gangs genoemd. Ik heb een historische beschrijving gemaakt van hoe de aanpak van motorbendes is veranderd vanaf de jaren zeventig tot nu. In 1974 veroorzaakten de Hells Angels al veel problemen. Wel van een ander kaliber, het ging toen vooral om het verstoren van de openbare orde en geweldsdelicten, tegen bijvoorbeeld andere jeugdgroepen. De leden waren destijds rond de 18 jaar oud. In Amsterdam moest de gemeente daar iets mee, waarop ze een eigen clubhuis kregen, waar ze – om het simpel te zeggen – konden ravotten. Nu wordt er juist alles aan gedaan om te voorkomen dat ze een clubhuis krijgen, dat is een draai van 180 graden. Het beleid is van het opnemen in de samenleving naar het uitsluiten gegaan.”

Hoe ging dat er in ’74 aan toe?

“De Hells Angels werden destijds bewust op een plek neergezet buiten de stad. Daarvoor kwamen ze veel in jeugdhonken, die vervolgens dicht moesten omdat zij daar de boel verstoorden. Daarom kregen ze een eigen plek, dat paste binnen het jeugdbeleid in die tijd. De geweldsproblemen werden gezien als een gevolg van de slechte sociale positie van de arbeidersklasse. De overheid wilde ze helpen, ondersteunen en begeleiden, dus er werden twee jeugdwerkers opgezet die hen hielpen om het clubhuis te managen. Ze waren een probleem van de samenleving, zo ging dat in de welvaartsstaat.

“Al snel werd het clubhuis een vrijstaat, waar ze tot 2012 hebben kunnen zitten. De maatschappij was ondertussen veranderd naar een pre-crime samenleving, waarbij we vooraf dingen proberen te voorkomen om zoveel mogelijk risico’s uit te bannen. Inmiddels waren er veel meer motorclubs en is het beleid radicaal veranderd. Nu worden deze clubs en hun leden op alle mogelijke manieren uit de samenleving geweerd. Door een clubhuis, evenementen en het dragen van hun motorjacks in de openbare ruimte te voorkomen. De basisgedachte daarachter is dat de clubs criminele bendes zijn.”

Zijn ze dat?

“Dat is een lastige vraag. Ja, er zijn een aantal clubs waarvan veel leden veroordeeld zijn en betrokken bij georganiseerde criminaliteit zoals drugshandel, witwassen, moord, etc. In de volksmond zeg je dan al snel dat het criminele organisaties zijn. In 2014 zijn vijftien clubs als outlaw motorcycle gangs bestempeld door de politie. Maar als je kijkt naar wat de politie toen wist en dat combineert met de kennis van nu, zitten er grote verschillen in de mate van betrokkenheid bij criminaliteit. Een van mijn conclusies is dat het stempel ervoor heeft gezorgd dat overheidsdiensten, inclusief burgemeesters, geloven in het idee dat motorbendes criminele organisaties zijn, terwijl de praktijk genuanceerder is. Je moet dus het onderscheid blijven maken, ook in je beleid. Er zitten clubs tussen waarvan veel leden veroordelingen hebben, maar bijvoorbeeld voor verkeersovertredingen en incidentele geweldsdelicten. Dat is iets heel anders dan georganiseerde misdaad. Toch heb ik veel burgemeesters gesproken die daar wel van overtuigd zijn.”

Is die beeldvorming door de jaren heen hardnekkiger geworden?

“Zeker. Maar de problematiek is ook veranderd. Vanaf de jaren tachtig en in de jaren negentig, toen de Hells Angels-leden wat ouder werden, zijn ze meer betrokken geraakt bij zwaardere criminaliteit. Ook hebben ze steeds meer een uitzonderingspositie in de samenleving verworven, waarbij ze mochten doen en laten wat ze willen. Dan reden ze in colonnes van honderd motoren door de straten, zonder voor iemand te stoppen. In de jaren 2000 kwamen de eerste pogingen om de Hells Angels te verbieden. In eerste instantie lukte dat niet. Vanaf 2012 is er een landelijke en bestuurlijke aanpak, waarbij met name de burgemeesters er alles aan moeten doen om de clubs geen plek in de samenleving te geven. Een jaar later heb ik bij de politie mijn masterscriptie over dit onderwerp geschreven.”

“Die aanpak lijkt op het eerste gezicht te werken, ze zijn minder zichtbaar en het geweld in openbare ruimten neemt af. Het is wel de vraag of de leden ook daadwerkelijk gestopt zijn met criminaliteit. Je kunt ook zonder jack, clubhuis en evenement, betrokken zijn bij activiteiten. Het is niet bewezen dat alle criminele activiteiten in clubverband georganiseerd worden.”

Waar komt Raising Moral Barriers in je titel vandaan?

“Bij de aanpak van motorclubs gaat het niet alleen om het voorkomen van criminaliteit. Het is een morele strijd tussen enerzijds de overheid die vindt dat iedereen zich aan de regels moet houden en anderzijds de outlaw motorcycle gangs die letterlijk en figuurlijk de middelvinger opsteken naar de samenleving. Het huidige beleid gaat dan ook veel meer over wie het voor het zeggen heeft in Nederland. Dat is een morele strijd: wat is goed en wat is fout? Een eyeopener voor mij was een interview met een burgemeester die zei: ‘Het gaat erom wie de baas is in de stad. Dat ben ik. En als zij in V-vorm met elkaar door horecastraten lopen en daar het mannetje uithangen, spelen zij de baas.’ Dat is een andere discussie dan sec het voorkomen van criminaliteit.”

Een van je stellingen is om een maximaal aantal woorden voor proefschriften in te stellen.

“Dat is een knipoog naar mezelf omdat ik een dik boek heb geschreven van ruim vierhonderd pagina’s. Het is de kunst om kort en bondig te zijn. Wetenschappers willen vaak heel veel vertellen en schrijven dat allemaal op, maar de vraag is of iedereen ook alles leest. In mijn proces heb ik wel onzekere momenten gehad waarop ik niet wist of ik de goede kant opging en of ik het ging redden. Mijn begeleiders lieten mij vrij om zelf te stoeien met de materie. Achteraf ben ik daar blij mee, dat is nu ook makkelijker om te zeggen. Het was soms best stressvol maar ik ben er wel zelfstandig door geworden.”