Een 17-jarige jongen met een diploma als scheepskok was de ras-Rotterdammer toen hij begon met werken op de universiteit. “Net als opa, die voer nog op het SS Rotterdam.” Met varen heeft Harteveld alleen geen cent verdiend. “In het tweede jaar van de opleiding kwamen ze erachter dat ik met 1.98 meter te lang was. ‘Jij past niet in een kombuis, dan sta je krom!’, zeiden ze.” Maar geen zorgen. “’Je mot maar zo denke: an wal motte ze ook ete’, zei opa.”

Zo begon een lange carrière bij de Medische Faculteit Rotterdam (voorloper van het Erasmus MC, red.), die bijna 48 jaar, één vrouw, twee dochters en een handvol kleinkinderen duurde. Het eindigde afgelopen vrijdagmiddag om 15.00 uur op zijn vaste plek achter de balie in het gebouw van het Erasmus University College (EUC) aan de Nieuwemarkt. Het was er verder leeg, op Harteveld en zijn collega na. Geen poespas, geen afscheidsfeestjes, want: corona.

Lekker einde van je loopbaan bij de universiteit zo!

“Het is een dubbel gevoel. Aan de ene kant is het abrupt, het liefst had ik de cirkel van 48 jaar rond willen maken door in december te stoppen, maar tegelijkertijd zijn mijn gedachten vooral bij mijn dochter. Ze zit nu al twaalf dagen in isolatie met haar man, omdat ze corona opliep. Gelukkig gaat het nu beter met haar, maar op zo’n moment komen werk en het stoppen met werk op een tweede plek. En ik heb bovendien, door middel van een conference-call, een hartverwarmend afscheid gekregen van de EUC.”

Waarom was het zo abrupt en kon je de 48 jaar niet volmaken?

“Ik heb een medisch verleden: een hartoperatie, vier bypasses, Pfeiffer, diabetes. Dus toen de coronacrisis begon heb ik aangegeven bij mijn baas dat ik het allemaal wat tricky vond; normaalgesproken ga ik met het openbaar vervoer naar de zaak. Mijn vrouw heeft me de laatste dagen met de auto gebracht. Vorige week woensdag belde de HR-directeur dat ik met ingang van vrijdag stopte. Vanwege dat medische verleden is het een te groot risico om naar het EUC-gebouw te komen en als beveiliger moet je er fysiek zijn. Het is jammer dat ik niet tot december door kan, maar overkomelijk: het is even niet anders.”

De loopbaan van Peter Harteveld

Harteveld begon als kok bij wat toen nog de Medische Faculteit Rotterdam heette. Een paar maanden later, in 1973, fuseerde de Medische Faculteit Rotterdam met de Nederlandse Economische Hogeschool tot de Erasmus Universiteit en begon hij op Woudestein in de centrale keuken. Als kok bereidde hij eten voor heel Woudestein én Hoboken. “Kroketten, frikandellen, bami, nasi, we maakten het allemaal.”

Toen het ‘buffelen, sjouwen en trekken in de keuken’ hem te zwaar werd, kon hij als huismeester van het L-gebouw (nu het Sanders-gebouw, red.) aan de slag. “Meer contact met studenten en medewerkers, minder sleuren. Perfect.” Bij een reorganisatie verviel die functie en kon hij kiezen uit de postkamer, de technische dienst en de beveiliging. Hij koos voor het laatste. Op zijn 54ste haalde hij nog een beveiligingsdiploma en kreeg een computercursus. “’Dan moet je nog een diploma halen, Peter!’, zeiden ze. Maar dat kon ik prima hoor!”

636C2918-0855-43D0-AA96-934F16E48C8B
Beeld door: Marko de Haan

Waarom bleef u al die jaren bij de universiteit?

“Ik heb, voordat ik bij de medische faculteit terecht kwam, een jaar gewerkt in een verzorgingshuis. Maar daar gingen ze over op diepvriesmaaltijden en dus was voor een kok geen ruimte meer. Toen belandde ik bij de universiteit: daar ging ik nooit meer weg. Het is een geweldige werkgever met veel ontwikkelingsmogelijkheden. Ik ben bijvoorbeeld enorm blij dat ik op mijn 54ste nog voor mijn beveiligingscertificaat heb mogen leren over de wet en hoe staande te houden en te vorderen. Het is een waanzinnig mooi vak.”

Wat is daar zo mooi aan?

“Je hebt veel contact met de studenten en medewerkers en binnen het gebouw heeft iedereen zo zijn eigen wensen. Als beveiliger moet je ervoor zorgen dat die wensen zoveel mogelijk naast elkaar kunnen uitkomen. Hoe kun je tot een vergelijk komen, dat is de uitdaging. En af en toe een ‘nee’ verkopen, dat moet je ook kunnen.”

Wat is het opvallendste wat u heeft meegemaakt?

“In die lange historie heb ik mooie dingen maar ook minder mooie dingen meegemaakt. Toen het Erasmus MC nog één van de weinige hoogbouwgebouwen in de stad had, was het populair voor mensen die een einde aan hun leven wilden maken, bijvoorbeeld. Daar word je als ondersteunend personeel mee geconfronteerd. Op nieuwjaarsdag gebeurde het een keer, dat zal ik nooit vergeten.”

“Maar ik heb ook mooie herinneringen. Waanzinnige studentenfeesten in de C-hal van de universiteit. Herman Brood die met zijn volledige band door het podium lazerde, avonden waarop er 43 vaten van 50 liter bier doorheen gingen. Er was altijd wel wat. Toen er budgetbewaking kwam en studenten een tempobeurs kregen, zag je de feesten afnemen. Zoals toen zal het nooit meer worden, studenten zijn een stuk serieuzer geworden.”

Hoe heeft u de academische wereld verder nog zien veranderen?

“De campus is booming en barst uit zijn voegen. Meer en meer gebouwen heb ik zien verrijzen. Gebouwen die rijp zijn voor de sloop, werden niet gesloopt. Denk aan het N-gebouw. Slis, noemden we dat: sloopinstandhouding. Of neem het V-gebouw, dat kleurrijke geval voor Mandeville. Dat was tijdelijk bedoeld, maar staat er na zeven jaar nog steeds.

“Ook heb ik het onderwijs zien ontwikkelen: van colleges met een flip-over naar colleges vol elektronica. Ook die docenten moesten almaar up-to-date blijven met de technologische ontwikkelingen. Vroeger moesten studenten naar de boekenkast, nu klappen ze een laptopje open en kunnen ze aan de slag.”

EUC
Het Erasmus University College aan de Nieuwemarkt in Rotterdam. Beeld door: Frank Berkelaar

Wat zou u de universiteitsgemeenschap willen meegeven?

“Door veel studenten wordt het als vanzelfsprekend gezien dat de toiletten schoon zijn of de catering klaarstaat en de wifi werkt. En oh wee als die wegvalt! Dan heb je de poppen aan het dansen. Maar ook voor de monitors in de ruimtes, de filmpjes die afgespeeld worden en de toiletpotten die schoongemaakt worden zijn er mensen die dat allemaal in orde brengen. Die verdienen best wat respect. De schoonmakers bijvoorbeeld, die iedere dag om zeven uur voor dag en dauw aan de slag gaan.”

U ziet zichzelf als een Erasmiaan begreep ik. Waarom?

“Ja, dat ben ik bij uitstek. Ik woon met mijn vrouw op loopafstand van de mooiste tempel van de wereld: De Kuip. Ergens in 020 heb je een ArenA – maar die heb je overal. Voor mij is die Kuip uniek en heeft die tempel een unieke plek in mijn leven. Net zoals de universiteit, dat is ook als een tempel voor me. Het zijn plekken waar ik me thuis voel en waar ik me aan kan laven om een mooie tijd te beleven met de mensen die daar zijn. Dat is een gevoel wat ik nergens anders heb. Als je dat kent in deze stad, dan ben je een Erasmiaan.”

Gaat u het missen, de universiteit?

“Het opstaan om 4.45 uur, omdat om 7 uur de deuren van het gebouw open moeten voor de schoonmakers, dat ga ik zeker niet missen. Maar mijn dierbare collega’s zeker wel. We vergeten mekaar niet. Ik heb een leuke barbecue in mijn tuin staan, als de tijd daar rijp voor is en corona achter de rug, nodig ik ze wellicht nog een keer uit voor een écht afscheid.

“En nu? Zolang het virus rondwaart blijf ik binnen. Ik probeer zoveel mogelijk te genieten. En daarna, god man, ik heb zoveel hobby’s: tekenen, schilderen, fotograferen, vissen, stijldansen. Ik wil ook de historie van het EUC-gebouw op papier zetten. Meer dan genoeg voor een volle agenda de komende vijf jaar.”

Lees 10 reacties