Doet de Erasmus Universiteit genoeg om zijn studenten voor te bereiden op een duurzame toekomst?
“De richting is goed, maar het duurt ongelooflijk lang. Want op enkele minors na, doen de grote faculteiten er nog te weinig mee. Bij de Erasmus School of Economics bijvoorbeeld, hangt duurzaamheid er als externe factor in het curriculum nog een beetje bij. En de fundamentele economische aannames die economiestudenten voorgeschoteld krijgen, staan veelal haaks op die van duurzaamheid. Ze leren daar nog steeds over de algemene evenwichtstheorie en de homo economicus: een beperkt mens- en wereldbeeld, geworteld in ‘egocentrisme’. Maar het ego en de ecologie staan tegenwoordig op gespannen voet met elkaar.”
Als faculteiten klimaatmodellen niet als economisch kernonderdeel zien, is dat hun vrije keus, zou je kunnen zeggen.
“Dat kan echt niet meer in deze tijd. We zitten in een ecologische crisis, met een wereldwijde temperatuurstijging en massaal verlies aan biodiversiteit. Dat slaat ook steeds meer als een boemerang terug op de economie. En de oude klassieke modellen sluiten niet aan bij de chaos en instabiliteit die we nu waarnemen, in een tijd van grote transitie in de economie en de maatschappij. Kijk naar Nederland: de landbouw en de industrie botsen met de stikstofnormen en CO2-normen. Aan alle kanten raakt de economie verstrengeld met milieu en duurzaamheid. Dat wordt een belangrijke kostenpost. En ook bedrijven gaan duurzaamheid tegenwoordig zien als een centraal thema, waar ze iets mee moeten. Als bedrijf moet je positieve impact hebben. Niet iets schadelijks doen, en dan later gaan compenseren. Dat is het oude denken.”
Hoe moet de universiteit dan inspelen op deze ontwikkelingen?
“Van meet af aan studenten in contact brengen met duurzaamheid, en zorgen dat je iets positiefs en stimulerends doet voor het milieu en voor de samenleving. Als uitgangspunt bij het onderwijs neem je dan de grote maatschappelijke transities, zoals de energietransitie, de voedseltransitie of de mobiliteitstransitie. We moeten bruggen slaan tussen disciplines. Dus trans- en multidisciplinair onderwijs stimuleren, want geen enkel complex maatschappelijk vraagstuk kan vanuit één discipline worden geanalyseerd, laat staan opgelost.”
Hoe doe je dat dan?
“Solistisch opereren, dat kan in deze tijd van toenemende verwevenheid tussen disciplines helemaal niet meer. Je moet het holistischer benaderen, door ‘breinaalden’ door de faculteiten heen te prikken, naar het Amerikaans model, in de vorm van zogenaamde ‘schools’, bijvoorbeeld. Zoals een School of Governance, daar zit dan een stukje economie, bestuurskunde, bedrijfskunde en duurzaamheid in. Of een School of Transitions, gekoppeld aan de grote maatschappelijke opgaven. Indien mogelijk betrek je daar ook actief de relevante maatschappelijke actoren zoals bedrijven, NGO’s en overheden bij.”
Kun je een beetje geld verdienen met duurzame bedrijfsmodellen?
“Ik doe niet anders. De notie dat duurzaamheid er een beetje bijhangt als je wilt investeren of beleggen, is echt niet meer van deze tijd. Het heeft een aantoonbaar hoog rendement, dus vrijwel het hele bedrijfsleven is daarmee bezig. Op het moment dat Shell een markt ziet, bijvoorbeeld in groene waterstof, want daar mikken ze op als vervanging van olie en gas, dan investeren ze daar miljarden in, en verdienen daar veel geld mee. Ze halen nu bijvoorbeeld energie uit de woestijn met grote zonnecollectoren en windmolens en maken er daar dan groene waterstof van. Vervolgens wordt het getransporteerd naar Groningen en de Rotterdamse Haven.”
Denk je dat Shell echt wil investeren in duurzame projectontwikkeling? Daar zitten ze toch niet op te wachten?
“Ik ben nu bezig met Shell, in het hol van de leeuw, om de interne transitie naar een duurzamer bedrijf te versnellen. Dus ik zit heel dicht op het vuur. Ik heb niet de illusie dat ik Shell kan veranderen, maar kan wel een steentje bijdragen. Dat is soms confronterend. In mijn eerste presentatie begon ik met één sheet: ‘Vroeger waren we trots op Shell’. Nu niet meer, want wie tegenwoordig bij Shell werkt, heeft iets uit te leggen. Het bedrijf staat niet meer in de top-5 van populaire werkgevers bij studenten. Dat doet pijn, dus het besef dringt door dat hun verdienmodel en hun maatschappelijke positie niet langer houdbaar is. Shell moet dus wel ombuigen naar een duurzamer bedrijf, maar hoe snel en radicaal durf je dat te doen? Durf je binnen twintig jaar olie en gas af te bouwen en iets totaal nieuws op te bouwen? Dat is nogal radicaal, en daarover gaat het in dit transitieproces.”
Soms moet er iets radicaals gebeuren voordat er wat verandert.
“Ja, een ramp, calamiteit, of crisis helpt zeker bij een transitie. Zoals de aardbevingen in Groningen, die versnellen de energietransitie in Nederland. Pas dan komen we tot het inzicht dat het zo niet langer kan. En dat gaat wereldwijd ook gebeuren: meer conflicten, meer crisis. En dan blijkt er ineens heel veel te kunnen. Daar houd ik me dan ook aan vast. Maar er is nog nooit een transitie gelukt vanuit pessimisme, of cynisme. Het is bijna een morele plicht om optimistisch te zijn. Anders kun je het net zo goed opgeven en zeggen: wij gaan ten onder aan onze hedonistische levensstijl.”
Geloof je ook echt in een uiteindelijke positieve verandering?
“Ja, anders zou ik het niet kunnen overdragen. En natuurlijk is het ook een hell of a job. Want ja, kunnen we de opwarming van de aarde tot anderhalve graad beperken? Nee, dat gaan we niet halen. Gaan we die twee graden halen? Waarschijnlijk niet. We gaan naar drie graden of meer. Maar we kunnen wel zorgen dat de schade beperkt blijft en dat we catastrofes zoveel mogelijk voorkomen. Zodat het geen vier, vijf, zes graden wordt, dat zou namelijk rampzalig kunnen uitpakken. Maar kijken we naar de geschiedenis, dan zien we dat als het er echt om spant en de nood het hoogst wordt, wij op z’n creatiefst en innovatiefst zijn. Een deel hebben we al verspeeld, omdat we het tientallen jaren hebben laten liggen. Dit is dus het moment dat we de Shells van deze wereld moeten gaan bewegen. We moeten nu de grote klappen maken.”