Slaapt u nog een beetje?
“Niet zo veel.”
Het Erasmus MC is een van de Europese expertisecentra die bij zo’n uitbraak door de WHO worden ingeschakeld om mee te denken. Hoe komt dit nieuws binnen op uw afdeling?
“Het eerste bericht dat we tegenkwamen, was een artikel in een Chinees financieel tijdschrift dat op Twitter rondging. Naar aanleiding daarvan was er contact met de WHO. Zo van: hebben jullie dit in beeld? Dat bleek zo te zijn. Maar over de aard van het virus was veel onduidelijk. Dat was 30 december.”
Wanneer wist u voor het eerst: hier is iets aan de hand?
“Wij houden ons in Rotterdam veel bezig met virussen die overspringen tussen dieren en mensen. Als dat gebeurt, zie je dat er ineens veel mensen ziek kunnen worden. Dat gebeurt wel vaker, maar meestal is het een virus dat we al kennen. In eerste instantie dachten we aan een nieuwe variant van de vogelgriep, omdat die in dit gedeelte van China veel voorkomt en omdat er op de betreffende markt van Wuhan veel levende dieren verhandeld worden, inclusief wilde dieren. Toen duidelijk werd dat het om een nieuw coronavirus ging, schoot de alertheid omhoog. Dan vraag je je af: is dit de nieuwe MERS of SARS?”
Marion Koopmans is hoogleraar virologie en hoofd van de afdeling virologie van het Erasmus MC. Ze geldt als een van de belangrijkste wetenschappers wereldwijd die zich bezighoudt met de verspreiding en beheersing van virussen. Ze heeft bijgedragen aan de bestrijding van uitbraken van ebola, zika en coronavirussen als SARS. Ze is adviseur bij de gezondheidsraad en de WHO en is gespecialiseerd in virussen die overspringen van dieren naar mensen. In 2018 kreeg ze de NWO-Stevinpremie van 2,5 miljoen euro voor de maatschappelijke impact van haar onderzoek.
Hoe kom je daarachter?
“Met het materiaal van patiënten kun je de genetische informatie van het virus in kaart brengen. Dat kun je vervolgens vergelijken met andere virussen in een soort internationale virusdatabase die we de afgelopen jaren hebben opgetuigd.”
Weet je aan de hand van de genetische informatie ook gelijk hoe zo’n virus zich gedraagt?
“Nee, dat is het lastige. Je hebt wel een vermoeden. Er zijn coronavirussen waarvan je slechts een simpele verkoudheid krijgt. Maar van alles wat we kennen, zit dit virus het dichtst bij SARS en dat virus kan ernstige longontsteking veroorzaken. Wat we nu zien, en dat percentage wordt elke dag weer bijgesteld, is dat ongeveer een kwart van de mensen met dit nieuwe virus ook longontsteking heeft en 3 procent van de mensen waarbij het virus wordt vastgesteld overlijdt. Ter oriëntatie: als je ervanuit zou gaan dat dit over de hele wereld zou gaan gebeuren, is dat ruim twee keer zoveel als de Spaanse Griep van 1918, die geldt als de ernstigste grieppandemie uit de geschiedenis. Bij SARS overleed 10 procent, bij MERS zelfs een op de drie patiënten. Als het virus te stoppen is, komt hij in de statistieken terecht als een milde variant in het rijtje SARS en MERS. Maar als hij zich nationaal of zelfs globaal gaat verspreiden, is er sprake van een serieuze pandemie.”
De hamvraag is: gebeurt dat?
“We beginnen nu langzaam te leren over het gemak waarmee dit virus zich verspreidt. Tot nu toe lijkt dat, net als bij SARS en MERS, mee te vallen. Er is geen aerogene overdracht (de ziekte verspreidt zich niet via de lucht, red.), maar alleen met kleine druppeltjes, door te hoesten bijvoorbeeld. Zolang je op een of twee meter afstand van iemand blijft loopt je nauwelijks risico. Het is niet nodig om in paniek te raken, wat je op sociale media wel ziet gebeuren. Maar het is een grote, ernstige uitbraak. Er moet alles aan gedaan worden om hem te beteugelen.”
Stel, dat lukt niet en dit wordt een pandemie. Wat is er dan te doen?
“Er wordt nu ingezet op beteugelen. Maar inderdaad: what if? Dan hebben longartsen en dokters op de intensive care een aantal middelen die ze kunnen inzetten, waaronder antibiotica die de bijkomende bacteriële infecties aanpakken. In China wordt nu gewerkt aan een behandeling die mogelijk op het virus zelf werkt. Scenario drie is vaccinatie om mensen te beschermen. Daarvoor zouden we bestaande vaccins moeten ombouwen. Het goede nieuws is dat we daar veel beter in zijn geworden. In het geval van SARS was dat een tienjarenplan. Nu moet het in vier tot vijf maanden lukken om een werkend vaccin te hebben.”
De uitbraak van SARS is inmiddels bijna twintig jaar geleden. Wat is er sindsdien nog meer geleerd?
“Bij de SARS-uitbraak van 2002 gonsde het al maanden van de geruchten, maar hield China alles onder de pet. Pas toen een Chinese arts naar Hong Kong reisde en daar een uitbraak ontstond, werd duidelijk wat er gaande was. Van daaruit kreeg de rest van de wereld ermee te maken. Iedereen dacht toen: dit moet anders. Er zijn talloze internationale afspraken gemaakt en aangescherpt, van WHO-collaborating centres die gespecialiseerd zijn in de betreffende ziekte en een internationale virusdatabank tot formele en diplomatieke circuits die in stelling gebracht kunnen worden. De eerste patiënten met longontsteking zijn naar verwachting ergens in december geïnfecteerd geraakt. Dat is vrij snel gesignaleerd, dankzij een systeem dat na SARS is opgetuigd. Überhaupt heeft China nu veel meer expertise. Het land kan alle studies momenteel zelf doen. Dat was twintig jaar geleden wel anders.”
Is het op een bepaalde manier fijn dat dit in China gebeurt, waar het politieke systeem dusdanig is dat een miljoenenstad als Wuhan zonder probleem afgesloten kan worden, terwijl dat in Nederland eerst langs allerlei Kamercommissies zou moeten?
“Het kan voor ons een beetje too much lijken, maar wat infectiebeheersing betreft is dit heel goed. In Wuhan loopt bijna niemand meer op straat, gaan mensen bedekt eten halen. De vraag is alleen: hoe lang moet je dit volhouden? En wat doe je als dit ook in andere steden nodig blijkt?”
Hoe is het voor u, als wetenschapper, om te werken met collega’s die een minder vrije rol hebben dan hier in het westen?
“Je merkt dat er een duidelijk competitiegevoel is. Dat komt de beheersing van de ziekte niet altijd ten goede. We hebben in onze WHO-centra in Londen, Berlijn en Rotterdam kennis die van onschatbare waarde is, dus het is ongelooflijk belangrijk, helemaal in die vroege fase, dat alles wat te delen valt, gedeeld wordt. Dat gebeurt niet optimaal. Dat zou in Nederland niet anders zijn overigens. Als hier een uitbraak plaatsvindt en de WHO hangt aan de telefoon, zeggen mensen ook: hier is de eerste info, we zijn ermee bezig, we informeren jullie zodra we meer weten.”
Wat is het risico op dit moment voor Nederland?
“Het outbreak managment team onder leiding van het RIVM is bij elkaar geweest en alle protocollen liggen klaar. We hebben het virus nu niet, maar vroeg of laat zal er een geïnfecteerde reiziger naar Nederland komen. En naarmate het virus in China minder onder controle is, wordt de kans daarop groter.”
Er zijn op dit moment drie mensen getest toch?
“Het zijn er meer. In sommige landen zetten ze elke aanvraag voor een test op de voorpagina, maar daar zijn wij niet zo van.”
Gebeurt dat gelijk op Schiphol?
“Nee, dat doen wij, en het RIVM. Als mensen in de regio Wuhan geweest zijn en zich niet lekker voelen, kan hij of zij zich via de huisarts en de GGD melden. We kijken dan of iemand het virus niet heeft, want meestal heeft iemand iets anders. Het is ook gewoon winterseizoen namelijk, met de bijbehorende verkoudheden en reguliere griepvirussen. Maar ondertussen is er wel een dusdanige infrastructuur dat iemand die serieus verdacht wordt geïnfecteerd te zijn, direct in quarantaine kan. Dat is ook bij MERS gebeurd destijds, al heeft het grote publiek daar weinig over gehoord.”
Moeten we uitkijken met pakketjes via AliExpress bestellen?
“Zolang je geen levende slangen of vleermuizen bestelt, zien wij pakketjes niet als risico.”
De wereldbevolking neemt toe, mensen en dieren leven steeds dichter op elkaar en verplaatsen zich vaker en verder. Betekent dit dat meer uitbraken als die van SARS, MERS en het huidige coronavirus in de toekomst onvermijdelijk zijn?
“Dit soort dingen gaan we vaker meemaken. Juist daarom is het zo belangrijk dat we snel weten wat het voor virus is. Het mooie is dat we zien hoe het systeem dat we daar de afgelopen jaren voor opgetuigd hebben werkt, en dat de internationale netwerken – ook al is het niet perfect – functioneren. Maar hoe snel je een virus ook opspoort, een behandelmethode of een vaccin ontwikkelt, het blijft dweilen met de kraan open. Daarom zijn we nu bezig met de vraag of we niet echt naar een voorspelling kunnen. Hoe we met bijvoorbeeld Twitterdata en informatie over waar dieren en mensen dicht op elkaar leven, veel slimmer onze disease detection kunnen gaan inrichten. Dat gaat nodig zijn.”