Ze voeren mee op schepen, spraken talloze betrokkenen en kwamen op de grootste terminals. Zo probeerden Robby Roks en Lieselot Bisschop met criminologen Richard Staring, Elisabeth Brein en Henk van de Bunt een beeld te krijgen van drugscriminaliteit in de haven. “De haven en haar criminaliteit moeten niet los van de stad worden gezien.”

Met enige regelmaat horen we van wéér een nieuw record in inbeslaggenomen cocaïnekilo’s in de Rotterdamse haven. Waarom is de haven zo groot in de drugshandel?

Roks: “Dat heeft voornamelijk te maken met de geografische ligging en de goede faciliteiten in de haven. Het is voor Latijns-Amerika een logische plek om fruit- en fruitsapconcentraat naartoe te vervoeren voor West-Europa. Daardoor ontstaan er bepaalde scheepslijnen die logische routes zijn – criminelen liften daar als het ware op mee.”

Hoe verhoudt zich dat tot bijvoorbeeld de haven in Antwerpen, die jullie ook in het onderzoek betrekken?

Roks: “Vanuit Latijns-Amerika bezien is het absurd dat twee zulke grote havens zo dicht bij elkaar liggen. Zij denken vooral: de drugs moet daar ergens in West-Europa terecht komen. Hoe het vanuit Zuid-Amerika naar Europa komt is verder voornamelijk afhankelijk van de al bestaande vervoerslijnen.”

Bisschop: “Als de lijn wordt verplaatst, verplaatst drugssmokkel ook. Dat is te zien in IJmuiden en Vlissingen. Vlissingen wilde eind jaren negentig concurreren met Rotterdam op fruit uit Latijns-Amerika en legde fruitterminals aan. Een paar jaar geleden zijn rederijen overgestapt op Vlissingen en we zien nu dat daardoor ook daar drugs worden onderschept.”

kwestie – recordvangst – bas van der schot
Beeld door: Bas van der Schot

Onderzoekers Jan Tromp en Pieter Tops, die drugscriminaliteit in Amsterdam onderzochten, spreken van ‘een handel van honderden miljoenen, zo niet van miljarden’. Kunnen jullie ook zoiets zeggen over de omvang van de drugscriminaliteit in de haven?

Bisschop: “Zulke aantallen kun je vanwege een dark number (criminaliteit die niet in de statistieken voorkomt, red.) niet met zekerheid bepalen. Wij hebben ons daar dan ook niet toe laten verleiden. Je ziet ontwikkelingen in inbeslagnames, maar dat is ook afhankelijk van prioriteiten, de aanpak en informatiepositie van douane en politie. Daardoor is het onmogelijk om de omvang te bepalen, laat staan hoe succesvol de aanpak is.”

Wat vinden jullie van de cijfers van Tromp en Tops?

Roks: “Ik ken de Amsterdamse praktijk niet, dus ik weet niet of het klopt. Methodologisch is de werkwijze onverantwoord: ze extrapoleren en verabsoluteren uitspraken van bijvoorbeeld politieagenten, maar dat zijn schattingen. Ik sluit me aan bij een collega van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC), die het een pamflet noemde.”

Als jullie niets over de omvang kunnen zeggen, wat is er dan wel bekend over drugssmokkel via de haven?

Roks: “Wij hebben op basis van interviews met medewerkers van bedrijven in de haven en opsporingsinstanties en dankzij een inkijk in politiedossiers over drugssmokkel data verzameld over de aard en aanpak van drugscriminaliteit. De meerwaarde is dat wij kennis van verschillende instanties koppelen en met een criminologische bril overzicht creëren.

“Maar daarbij is het ook belangrijk om onder ogen te houden wat je blinde vlekken zijn. Een voorbeeld: ons vertrekpunt was drugs. Maar de gesprekken gingen vooral over cocaïne, daar is namelijk veel kennis over bij de opsporingsinstanties. Ons onderzoek gaat daarom ook over cocaïne, maar dat wil niet betekenen dat dat de enige gesmokkelde drugs is.”

Wat zijn volgens jullie de belangrijkste pijnpunten bij de bestrijding van drugscriminaliteit in de haven?

Roks: “We weten allemaal: drugshandel is bij uitstek een internationaal fenomeen, maar opvallend genoeg is kennis bij opsporing lokaal. Er is in de dossiers geen goed zicht op het volledige logistieke proces: hoe smokkel van groei naar gebruiker is georganiseerd, wie en welke geldstromen daarachter zitten.”

Bisschop: “Daar sluit ik me bij aan. Wat ik verder nog een pijnlijke constatering vind, is dat de Rotterdamse controle vooral om import draait, terwijl Nederland voor het gros van de cocaïne een doorvoerland is. Nederland is bovendien een grote xtc-producent, maar op export daarvan via de haven is ook amper zicht.

“En het verbaasde me hoe de aanpak per haven verschilt. In Antwerpen lag de focus lange tijd op de lange termijn door lijnen uit te lopen en achterliggende structuren proberen aan te pakken, in Rotterdam juist meer op ‘de korte klap’ en inbeslagnames. We zien overigens nu dat beide havens van elkaar proberen te leren en lange en korte termijn combineren.

“De aanpak en doelstellingen verschillen bovendien binnen havens tussen de verschillende overheidsdiensten. Daarbij verschilt naast de aanpak ook het doel van de instanties: de een focust op fiscaliteit, de ander op veiligheid van werknemers.”

Is het erg dat de focus van diensten verschilt?

Bisschop: “Tussen sommigen zijn verschillen zo groot dat ze elkaar niet goed begrijpen. Dat maakt samenwerking tussen overheidsdiensten onderling en met bedrijven in de haven moeilijker. Het zou helpen als ze zich daar bewust van zijn en weten van de doelen van de ander. Succesvol daarin is het Hit And Run Cargo (HARC)-team, waarin Zeehavenpolitie, douane en de FIOD samenwerken en doelstellingen en aanpak afstemmen om drugs te onderscheppen.

“Overheidsdiensten zijn zich er bijvoorbeeld ook niet altijd van bewust dat bedrijven een even groot belang hebben bij het terugdringen van drugscriminaliteit. Ook hier worden stappen gezet, onder andere in het Information Sharing Center. Een publiek-private samenwerking waarin terminal operators, zeehavenpolitie en douane informatie delen.”

Uit jullie onderzoek blijkt dat – zoals een respondent dat zegt – ‘corruptie onontbeerlijk is’ voor drugssmokkel. Rond de eeuwwisseling stelden onderzoekers, zo schrijven jullie, juist dat corruptie niet nodig was voor smokkel. Hoe kan dat in twintig jaar zo veranderd zijn?

Bisschop: “De haven is complexer geworden door een toename in gebruik van containers en door automatisering. Je moet simpelweg wel informatie ‘van binnen’ hebben om iets van die wereld te begrijpen, alleen al omdat je anders het risico loopt fysiek te worden doodgereden door zelfrijdende apparaten op de terminals of omdat je container anders niet te vinden is tussen de duizenden anderen.”

Roks: “En daarbij klinkt corruptie zwaar, maar wij ontdekten dat het niet alleen grote zaken zijn zoals douanier Gerrit G. die op knoppen drukte om containers met drugs zonder controle door te laten (G. werd veroordeeld tot 14 jaar cel voor het doorlaten van coke en adviseren van criminelen, red.). Het kan ook kleiner zijn, zoals een toegangspas tot terreinen uitlenen of informatie verstrekken over bedrijfsprocessen.”

Andere onderzoekers die corruptie in de haven wilden onderzoeken zijn ‘actief tegengewerkt’ door douane, zo stelden ze onlangs. Merkten jullie dat ook?

Roks: “In alle eerlijkheid: nee. Dat heeft denk ik deels te maken met de steun die wij hadden van verschillende opdrachtgevers waardoor deuren relatief makkelijk openden. Ook onderzochten wij drugscriminaliteit in het algemeen en kwam daarbij corruptie ter sprake, in plaats van dat wij het gesprek ingingen om informatie in te winnen over corruptie.”

In de publieke opinie komt meer en meer kritiek op de normalisering van drugsgebruik. Gebruikers zouden zich moeten realiseren dat ze betrokken zijn bij de criminaliteit die bij de productie en smokkel van drugs hoort. Is dat terecht?

Bisschop: “Ons onderzoek ging niet over drugsgebruik, maar we herkennen de geluiden wel. De tendens onder sommige respondenten was: ‘We kunnen de discussie over smokkel niet voeren zonder de discussie over gebruik te voeren’. En het is goed dat gebruikers zich de link tussen hun gebruik en de criminaliteit realiseren.”

Wat is de rol van de haven in de normalisering van de cultuur van drugsgebruik?

Bisschop: “Feit is dat je met zo’n grote haven kwetsbaar bent voor smokkel, maar het gaat te ver om te zeggen dat het door de haven komt dat drugsgebruik relatief normaal is in Nederland. Die link kan ik vanuit ons onderzoek niet leggen.”

Roks: “En ik denk ook niet dat ons historische cocaïnegebruik de groei of expansie van de haven heeft bewerkstelligd. Dat heeft veel meer te maken met de geografische ligging van de haven en de faciliteiten.

“Maar je kunt het ook omdraaien en stellen dat de criminaliteit en drugssmokkel in de haven een resultaat is van een criminalisering van een goedje waar in beginsel niet zo veel fout of goed mee is. Door afspraken is het op bepaalde lijsten gekomen, en dat heeft gevolgen voor de manier waarop het bij de gebruiker belandt.”

kwestie – pijplijn – bas van der schot
Beeld door: Bas van der Schot

Eigenlijk zeg je: de criminalisering van cocaïne heeft deze criminaliteit tot gevolg.

Roks: “Ja, een deel van de criminaliteit wel. Bij gereguleerde goederen van – ik zeg maar wat – bananen, is het logistieke proces vergelijkbaar. Maar daarbij heb je de problemen die cocaïne veroorzaakt in de logistieke keten niet, omdat bananen niet gecriminaliseerd zijn, zoals cocaïne.

Volgende week bespreekt een commissie van de gemeenteraad jullie onderzoek. Wat moet de stad niet vergeten?

Bisschop: “Belangrijk is het besef van de link tussen de stad en de haven. Die zijn – mede doordat ze zo enorm dicht bij elkaar liggen – fysiek nauw met elkaar verbonden. Ook is het goed dat de aanpak van drugscriminaliteit in de haven op de lange termijn een aandachtspunt blijft, niet alleen nu er een burgemeester zit die dat aan wil pakken.

“Daarvoor is het onder meer belangrijk dat verder verkend wordt welke rol het Havenbedrijf kan spelen, bijvoorbeeld door voor huur bepaalde voorwaarden te stellen. Maar ook wat bedrijven in de haven zelf kunnen doen om drugscriminaliteit tegen te gaan.

“De overheid en de private diensten zouden ook moeten kijken op welke manieren ze data kunnen uitwisselen. Veel partijen die het effectiever kunnen maken om invoer tegen te gaan, mogen informatie niet delen. Ze botsen soms op muren van privacy, soms terecht maar soms zijn er wel degelijk mogelijkheden.”

Roks: “Het is interessant om nu al te zien hoe bepaalde dingen uit ons onderzoek worden uitgelicht. Dat heeft natuurlijk te maken met prioriteiten, geld en beschikbare middelen, maar toch. Aboutaleb die bijvoorbeeld wel de lijn stroomopwaarts naar de bronlanden wil uitlopen, maar niet stroomafwaarts wil kijken hoe wordt gedistribueerd of geëxporteerd en ook niet de achterliggende geldstromen wil onderzoeken. Terwijl dat ook zwarte gaten zijn.”