Nadat Dao de petitie begon, kreeg ze naar eigen zeggen heel veel reacties van studenten met soortgelijke verhalen. In tegenstelling tot Dao doen ze vaak geen aangifte, uit angst voor reacties en (oordelende) vragen. Het Centrum Seksueel Geweld (CSG) hoort vaker vergelijkbare verhalen van EUR-studenten, maar kan vanwege de privacy van de slachtoffers niet verder ingaan op specifieke zaken. Wel roept Verberg slachtoffers op om vooral langs te komen bij het CSG. “Je doet jezelf tekort als je dat niet doet”, zegt ze. Zedenrechercheur Lincy Lansbergen van de Politie Rotterdam en casemanager Verberg van het (CSG) leggen uit wat je kunt verwachten als je melding maakt van seksueel geweld.
Gevallen van seksueel geweld komen vaker voor dan de meeste mensen weten, zeggen beide experts. Het aantal zaken wordt niet bekendgemaakt, maar bij politie Rotterdam werken maar liefst honderd zedenrechercheurs. Bij de CSG-vestiging in Rotterdam kwamen er eind mei in twee dagen al elf mensen langs. Bij het centrum wordt het forensisch medisch onderzoek (FMO) gedaan, maar slachtoffers kunnen zich ook melden voor medische en psychologische zorg. Casemanagers als Verberg staan slachtoffers bij. Terugkerend thema bij veel zaken is het gevoel van schuld en de schaamte om seksueel geweld te melden.
De politie heeft precies dezelfde ervaring, zegt Lansbergen: “Bij zaken als die van de studente die bij De Esch is aangevallen, waar het gaat om een voor het slachtoffer onbekende dader, worden wij al vrij snel ingeschakeld. Juist als de dader een bekende is, dan is de drempel vaak hoger om ons te bellen. Dat zien en horen wij ook heel vaak. En bij veruit de meeste zaken is de dader een bekende.”
'Erg jammer'
Dat die drempel zo hoog is, vindt Lansbergen ‘erg jammer en niet nodig’, omdat een belletje slachtoffers zou kunnen helpen. Aangifte doen hoeft niet meteen bij het eerste telefoontje, je kan ook alleen een melding doen of een informatief gesprek krijgen, benadrukt ze. ”Maar de keuze om te bellen is helemaal aan het slachtoffer zelf.” Wie wilt, kan aangifte doen. Dat hoeft niet als slachtoffers dat niet willen.
Je kunt direct naar de politie bellen, maar het kan zelfs jaren later nog. “Voor het sporenonderzoek is het belangrijk om binnen een week contact op te nemen”, legt Lansbergen uit. Sporen op het lichaam zijn de eerste zeven dagen terug te vinden. Daarna wordt overlegd met de forensische artsen wat nog mogelijk is. Soms kunnen in een woning, op straat of op kleding nog sporen gevonden worden. “Zulke zaken leggen we aan de telefoon allemaal rustig uit.” Wie besluit naar de politie te gaan, krijgt daar eerst een informatief gesprek. “Dit vindt plaats op het politiebureau, maar mensen denken dat ze dan aan een verhoortafel komen. Dat is niet zo, wel wordt het geluid opgenomen.” De politie heeft voor het gesprek een soort woonkamer-achtige setting. “Wij geven slachtoffers van seksueel geweld weer het initiatief terug. Als ze het gesprek niet voort willen zetten, is dat geen enkel probleem.”
In het gesprek luistert de politie naar je verhaal, maar ze geven ook veel informatie. “Dat is zeker voor het slachtoffer belangrijk. Dan vertellen we wat er allemaal op je afkomt als je aangifte gaat doen. Het is aan het slachtoffer om dan te beslissen of en wanneer hij of zij aangifte wilt doen. Een tijdje terug kwam iemand na een half jaar terug met de boodschap: ‘Nu ben ik er echt klaar voor’. En dat is belangrijk.”
Wie een melding maakt, kan mogelijk meer slachtoffers voorkomen. Ook als er geen aangifte gedaan wordt. “We gaan soms alsnog over tot een onderzoek, zeker als er misschien nog mensen gevaar lopen. Dan moeten wij wel iets met die melding.”
Na het informatieve gesprek kan de politie besluiten om een forensisch medisch onderzoek te laten doen om sporen veilig te stellen. “Wij doen aan waarheidsvinding”, zegt Lansbergen over het verschil tussen het CSG en de politie. “Wij kijken of er sprake is van een strafbaar feit. Voor het Centrum Seksueel Geweld is dat niet belangrijk. Zij zijn hulpverleners en zij zijn er voor het slachtoffer. Slachtoffers kunnen ook direct naar het CSG gaan als ze niet naar de politie willen. Ook dan krijgen ze hulp.”
Centrum Seksueel Geweld
Het Rotterdamse CSG is gevestigd in het gebouw van de GGD aan de Schiedamsedijk 95. De rechercheurs gaan na het gesprek bij de politie mee naar het centrum. “Het is fijn voor een slachtoffer dat de rechercheurs, waarmee ze het informatieve gesprek hebben gehad, ook aanwezig zijn bij het medisch onderzoek”, vertelt casemanager Léontine Verberg. Zij benadrukt dat ook hier slachtoffers van seksueel geweld de regie hebben. “Als slachtoffers tijdens het onderzoek op een bepaald moment willen stoppen dan wordt dat gerespecteerd.” In het centrum zijn allerlei voorzieningen voor slachtoffers. In de omkleedruimte hangt een warmtelamp voor als slachtoffers onderkoeld zijn. En Verberg zorgt ervoor dat er altijd een pakketje schone, nieuwe kleding op voorraad is.
Ook biedt het centrum psychische hulp. Mensen worden tot ongeveer zes maanden later gevolgd, zo kunnen ernstige psychische problemen ook op tijd gevonden worden. Het centrum heeft nog geen eigen maatschappelijk werker of psycholoog, maar zorgt er wel voor dat mensen de nodige hulp kunnen krijgen. Slachtoffers krijgen altijd het mobiele nummer van de betrokken casemanager voor het maken van vervolgafspraken of voor overleg bij hulpvragen. “Laatst kreeg ik een berichtje van een jongen die na een jaar appte dat hij zijn rijbewijs gehaald had. Het leven ging weer door. Dat was een mooi moment.”
“De dag na het incident bellen we het slachtoffer. We leggen uit welke stressklachten kunnen ontstaan. Slaapproblemen, flashbacks, je huis liever niet uit willen, enzovoort. We leggen uit wat kan helpen en dat het meestal minder wordt. Het is een normale reactie op een abnormale situatie.” In datzelfde telefoongesprek vraagt het CSG ook hoe het slachtoffer de gesprekken en de onderzoeken heeft ervaren.
Vernederende vragen
Vanuit de rol als waarheidsvinder stelt de politie bij een aangifte veel vragen, heel veel vragen. Vernederende vragen, zo wordt weleens gezegd. “Voor ons doel van waarheidsvinding is het nodig om alles te weten, die vragen kunnen als vervelend ervaren worden, terwijl dit niet zo bedoeld is”, zegt Lansbergen. “Bij een aangifte willen we alles weten. Als slachtoffers zeggen ‘en toen gebeurde het’, is dat niet voldoende. Wij gaan meer in op details. Ook stelt de politie vragen als: wat had je aan? Had je gedronken? Die vragen zijn niet oordelend bedoeld, zegt de zedenrechercheur.
“Slachtoffers voelen zich vaak schuldig. Ik zeg dan: ‘Al loop je in je blote kont over de Coolsingel, dan nog mag niemand ongevraagd aan jou zitten.’” Naakt over straat gaan mag van de wet overigens niet, voegt de agent er snel aan toe. Toch worden vragen als ‘wat had je aan’ gesteld. “Stel: je had een roze rokje aan”, legt Lansbergen uit. “Als we later de verdachte spreken en hij heeft het over een vrouw in een rode broek, dan kan dat voor ons een teken zijn dat er mogelijk meer slachtoffers zijn. Daarnaast willen we ook voor het onderzoek en de mogelijke vervolging alles weten. Bijvoorbeeld voor camerabeelden is het belangrijk om te weten hoe iemand eruit zag.”
De politie zegt alle zaken serieus te nemen – al kan Verberg uit eigen ervaring Rotterdamse voorbeelden noemen waarbij de slachtoffers dat niet zo ervoeren. “Slachtoffers voelen zich soms niet serieus genomen, vertellen ze ons. In bepaalde gevallen bellen we dan de recherche om over de casus te overleggen.”
Valse aangiftes komen niet vaak voor, zegt Lansbergen. Wat met meer regelmaat voorkomt zijn zaken die ‘mentale verkrachting’ worden genoemd. Mensen hebben het gevoel verkracht te zijn, maar zijn dat strafrechtelijk gezien niet. Het CSG staat ook deze slachtoffers bij. Verberg: “Soms gaat het zo snel dat iemand overdonderd is, of zelfs bevriest. De ander kan dan geen idee hebben dat het tegen de zin is van het slachtoffer. Slachtoffers, zowel mannen als vrouwen, kunnen tijdens een zedenincident een genitale respons ervaren. Dat kan heel verwarrend zijn voor een slachtoffer.”
Deze stressreactie draagt vaak bij aan het schuldgevoel dat slachtoffers hebben. “Ze denken dan: wilde ik dit misschien toch? Vond ik dit toch fijn? Wij kunnen uitleggen dat dit niet zo werkt. We blijven dan ook zeggen: niemand heeft het recht om aan jou te zitten als je dat niet wilt”, herhaalt Verberg nog eens.
Wat willen Lansbergen en Verberg meegeven aan slachtoffers?
Zedenrechercheur Lansbergen: “Je kunt ons altijd bellen. De drempels zijn niet zo hoog als je denkt. Mensen durven vaak niet 112 te bellen. Maar dat kan bij elke heterdaadsituatie, zelfs als je bijvoorbeeld ziet dat een bushokje vernield wordt. Maar dus ook bij alle zedendelicten. De politie komt dan direct naar je toe. Wij zijn zo 24/7 beschikbaar. Is er geen sprake van een noodsituatie, maar heb je bijvoorbeeld een vraag, dan kun je ook bellen met 0900-8844 (08:00-17:00). Je kan dan doorgeschakeld worden naar de zedenafdeling.”
Verberg van het Centrum Seksueel Geweld: “Je doet jezelf tekort als je niet langskomt. Vaak zien we mensen die na jaren vastlopen en dan pas hulp zoeken. De zorg hier is gratis. Een andere tip is om vrij snel tegen een leidinggevende of leerkracht te zeggen dat er iets heel ergs gebeurd is. Je hoeft niet aan te geven wat, maar zeggen dat er iets is, kan al voor heel veel begrip zorgen.” Bellen naar het CSG kan op 0800-0188. Ook hier kun je informatie inwinnen.
Ik herken in dit stuk maar weinig terug , van mijn gesprek met jeugd en zeden afgelopen zomer in Rotterdam. Rekening houden met slachtoffer was er niet bij. Ik had 14 dagen denktijd. Totaal geen ondersteuning of iets . Belang van de pleger leek voor te gaan.
Hoi Esme, dank je wel voor deze reactie. Ik heb het voorgelegd aan de politie. Als ik een reactie heb, hoor je van mij. Groeten, Tessa
Reageren niet meer mogelijk.