Voor je onderzoek wil je een jaar lang de relaties en seksualiteit van dertig stellen volgen. Waarom doe je dat?

“Ik wil koppels over een langere periode volgen om te kijken hoe het gaat met liefde, intimiteit en partnerschap in hun relatie en hoe hun seksualiteit zich daarbinnen ontwikkelt. Een van de redenen dat ik dit onderzoek naar de combinatie van relaties en seksualiteit doe, is dat die twee onderzoeksgebieden totaal van elkaar zijn losgekoppeld. Er is heel veel onderzoek naar romantische relaties, en heel veel onderzoek naar seksualiteit en seksuele ontwikkeling, maar geen enkele kruisbestuiving. Ik vind dat onbegrijpelijk.”

Daphne van de Bongardt is universitair docent bij Pedagogische wetenschappen en doet al tien jaar onderzoek naar de ontwikkeling van relaties en seksualiteit onder jongeren. In 2017 ontving ze een Veni-beurs van de NWO voor haar onderzoeksproject Lieve Seks of Sexy Liefde.

Wil jij samen met je partner meedoen met het onderzoek Lieve seks of Sexy liefde? Voor dit onderzoek is Van de Bongardt op zoek naar heterostellen tussen de 18 en 27 jaar. Kijk voor meer informatie of om je aan te melden op de website.

Waarom zijn stellen interessanter dan individuen?

“Veel onderzoek over liefde, relaties en seksualiteit gaat over individuen. Stellen zijn niet per se interessanter, maar het bevragen van de beleving van beide partners levert andere data op dan wanneer je mensen individueel bevraagt. Dit soort onderzoek naar stellen gebeurt wel, maar vrij beperkt en eigenlijk alleen bij volwassenen.”

Wat wil je precies van ze weten?

“Gedurende een jaar verzamel ik op verschillende manieren data: met vragenlijsten, en een interview over hun relationele geschiedenis. In het eerste half jaar vullen deelnemers ook twee keer per dag een soort dagboekje in via hun smartphone. Daarmee kunnen we variabiliteit op de korte termijn meten. Als een koppel bijvoorbeeld veel ruzie heeft in een bepaalde periode, wat doet dat dan met hun seksleven (lieve seks)? Of andersom: als ze fijne seks hebben gehad, vinden ze dan ook makkelijker oplossingen voor een conflict (sexy liefde)?

“In het tweede half jaar praten ze met elkaar over algemene stellingen over relaties en seksualiteit. Ik wil graag weten hoe ze dit soort onderwerpen bespreken. Zijn ze het met elkaar eens? Ontstaan er ruzies? Praten ze er positief over? Of juist op een manier die we afwijkend en ongewenst vinden?”

Daphne-van-de-Bongardt-telefoon-Levien-Willemse
Beeld door: Levien Willemse

Denk je dat deelnemers aan je onderzoek hun relatie of seksualiteit anders gaan beleven?

“Dat zou natuurlijk kunnen. Maar volgens mij kan dat vooral positief zijn: bewust nadenken over je relatie, over hoe je seksualiteit binnen je relatie beleeft. Mijn ervaring is dat bijna iedereen het interessant vindt om hierover na te denken. Er zijn vaak zorgen dat seksonderzoek of onderzoek naar intimiteit schadelijke effecten heeft op deelnemers. Maar het is aangetoond dat deelname aan dit soort onderzoek geen negatieve effecten heeft op jongeren.

“Het kan natuurlijk ook confronterend zijn. Niet iedereen heeft alleen maar leuke ervaringen met relaties en seksualiteit en het zou kunnen dat er een negatieve ervaring op tafel komt te liggen, bijvoorbeeld tijdens een interview. Ik heb daarvoor een protocol klaarliggen, ook voor mijn onderzoeksassistenten, zodat we mensen in zo’n geval kunnen helpen.”

Zie je dat ook als je taak?

“Nee, ik ben geen hulpverlener. We kunnen mensen helpen met vragen, of met een doorverwijzing, maar daar blijft het bij. Het doel van mijn onderzoek is kennis vergaren. Die kennis hebben we nodig om vervolgens opvoeding te verbeteren, voorlichting te verbeteren, maar ook om hulpverlening te verbeteren.”

Heb je een voorbeeld van hoe je onderzoek heeft geleid tot verbetering?

“Mijn allereerste onderzoek ging over hoe docenten die op middelbare scholen seksuele voorlichting gaven zelf waren opgeleid om die voorlichting te geven. Daaruit bleek dat seksuele voorlichting destijds bijna geen onderdeel was van docentenopleidingen. Bij biologie krijgen scholieren vaak een heel technisch verhaal over seksualiteit. Dan laten docenten vaak ranzige plaatjes van soa’s zien. De boodschap: dat wil je natuurlijk niet! Dus vertelt de docent iets over condooms en met een beetje mazzel laat hij of zij nog zien hoe je een condoom over een banaan schuift.

“Dat is natuurlijk heel beperkt. Docenten hebben goede middelen nodig om verdiepende seksuele en relationele vorming te geven. Hoe bespreek je bijvoorbeeld homoseksualiteit in de klas als je merkt dat er veel vooroordelen over zijn? Daar is echt nog veel te winnen. Mijn onderzoek heeft destijds in samenwerking met Rutgers (kenniscentrum seksualiteit) geleid tot een lespakket voor docentenopleidingen.”

Hoe is het gesteld met de seksuele gezondheid van jongeren in Nederland?

“Relatief goed. In vergelijking met de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk liggen cijfers over soa’s, ongewenste zwangerschappen en abortussen bij jongeren vier tot tien keer lager. Maar dat betekent niet dat we klaar zijn in Nederland. Er zijn nog steeds soa’s. Er zijn nog steeds ongewenste ervaringen. En een hot topic van nu is online seksuele interactie, zoals sexting. Dat is trouwens niet per se alleen maar negatief. Maar we moeten daar wel over praten met jongeren. Waarom doe je het? En met wie? Wat is er leuk aan? En hoe ga je ermee om als het toch gebeurt dat er een plaatje of filmpje van je wordt gedeeld?

“Onderzoek naar jongeren en seksualiteit ontwikkelt zich sterk. Dertig jaar geleden ging het voornamelijk over risico’s. Alles draaide om het voorkomen dat jongeren seks zouden gaan hebben. Nu gaat onderzoek gelukkig over wat normale ontwikkeling is. In Nederland is het heel kenmerkend dat jongeren zich stapsgewijs seksueel ontwikkelen. Dat betekent dat er verloop van tijd zit tussen de eerste keer tongzoenen, de eerste keer vingeren of aftrekken, de eerste keer orale seks en de eerste keer geslachtsgemeenschap.”

Is dat in andere landen anders?

“Ja, in de VS is de volgorde vaak anders. Daar beginnen jongeren bijvoorbeeld eerder met orale seks. Dat heeft onder andere met opvoedingsperspectieven te maken. Er is een heel mooi vergelijkend onderzoek van Amy Schalet, waarin ze Amerikaanse en Nederlandse ouders heeft geïnterviewd. Daaruit blijkt dat Amerikaanse ouders seksuele ontwikkeling vaak sterk dramatiseren. Nederlandse ouders zien seksualiteit juist meer als onderdeel van natuurlijk ontwikkeling: jongeren doen dat wanneer ze eraan toe zijn. In Nederland is het ook gebruikelijker dat vriendjes of vriendinnetjes mogen blijven logeren in de tienertijd. Daardoor kunnen experimenten met seksualiteit veilig thuis plaatsvinden. In de VS is dat minder gebruikelijk, dus experimenteren jongeren in de auto, in de bosjes, of onder de tribune van de football fields. Dat zijn omgevingen waarin je je vaak minder prettig of ontspannen voelt.”

Daphne-van-de-Bongardt-onderzoeksassistenten-2-Levien-Willemse
Beeld door: Levien Willemse

Hebben jongeren die zo’n stapsgewijze ontwikkeling doormaken een gezonder, beter en leuker seksleven?

“We weten dat zij vaker veilig vrijen dan jongeren die een omgekeerde volgorde doormaken of in een keer – pats boem – alles doen. Of ze ook een prettiger seksleven hebben weten we nog niet. Gelukkig gaat steeds meer seksonderzoek van nu uit van de gedachte dat seks en intieme relaties ook goed en leuk kunnen zijn: dat een fijne romantische relatie iets positiefs doet met je welzijn en gezondheid en allerlei andere ontwikkelingen.

“Ik denk dat deze beweging heel goed is. Ik zou willen pleiten voor het besef dat een gezond en plezierig liefdes- en seksleven belangrijk zijn voor ons individuele welzijn, ook van jongeren. Onderzoek laat zien dat mensen in een relatie ook echt fysiek gezonder zijn. Het leren opbouwen van een relatie, het leren praten met je partner, het leren praten over seks zijn dus ontzettend belangrijk.”

Verwacht je dat #MeToo invloed heeft gehad op hoe jongeren seksualiteit beleven?

“Ik hoop dat jongeren zich bewust zijn geworden dat ze mogen nadenken en stilstaan bij wat ze wel en niet willen, ook als het zich in een grijs gebied afspeelt. Volgens mij is #MeToo een perfecte aanleiding voor ouders en docenten om het gesprek met hun kinderen te openen over dat grijze gebied. Iedereen weet wel dat je ‘nee’ mag zeggen als je iets echt niet wil. Maar wat doe je bijvoorbeeld als je aan het daten bent en je nieuwe vriend of vriendin zegt: ‘We daten nu drie maanden, we kunnen best zonder condoom, je vertrouwt me toch wel?’ Dit zijn vragen waar jongeren mee zitten en waar we het in opvoeding en voorlichting met ze over moeten hebben. Alleen maar vertellen dat je altijd een condoom moet gebruiken is veel te zwart-wit.”

Ook op universiteiten is veel aandacht voor grensoverschrijdend gedrag. In Amsterdam kon een hoogleraar zich jarenlang misdragen, en in Rotterdam vinden studenten dat de universiteit niet goed omgaat met slachtoffers van seksueel geweld. Hoe kijk jij daarnaar?

“In brede zin zien we dat er allerlei vormen van grensoverschrijdend gedrag plaatsvinden op universiteiten. Ook hier in Rotterdam, zo blijkt uit het laatste medewerkersonderzoek. Student-psychologen en vertrouwenspersonen moeten goed kunnen doorverwijzen als er een advies- of hulpvraag is. In veel organisaties zie je dat die laatste stap niet altijd goed gaat. Ik denk dat er in de professionalisering van die hulp nog wel iets te verbeteren valt. Daar is de Erasmus Universiteit gelukkig ook mee bezig, bijvoorbeeld via het diversiteitsbeleid.

“Daarnaast denk ik dat er opleidingen zijn waar nog te weinig aandacht is voor de thematiek seksualiteit. Dan denk ik ook aan mijn eigen opleiding, waar ik als universitair docent onderwijs geef: Pedagogische wetenschappen. Dit is per definitie een opleiding waar we studenten voorbereiden om te werken met kinderen en jongeren. In veel van deze opleidingen in Nederland is weinig tot geen aandacht voor seksuele ontwikkeling. Dat vind ik onvoorstelbaar, en studenten geven ook signalen dat ze hier meer over willen leren. We moeten minder bang zijn voor intimiteit en seksualiteit. Door er normaal over te praten met elkaar, ontstaat er meer ruimte om te bespreken welke dingen prettig of juist ongewenst zijn. Beter begrip hiervan is ontzettend belangrijk, zowel voor het welzijn van individuen als maatschappelijk.”