De auteurs van de studie zochten naar wetenschappers die meer dan 72 studies (een paper per vijf dagen) per jaar publiceerden in minstens één kalenderjaar tussen 2000 en 2016. Van de 265 auteurs die ze vonden, is een groot deel werkzaam in de medische hoek.
Het aantal veelpubliceerders is de afgelopen jaren flink gestegen. In 2014 waren er volgens de definitie van Nature twintig keer zoveel als in 2001, terwijl het aantal auteurs van wetenschappelijke publicaties slechts toenam met een factor van 2,5.
Het instituut dat het vaakst voorkomt in de wereldwijde lijst met publicatiekanonnen is het Erasmus MC. Negen EMC’ers publiceerden in een of meerdere jaren meer dan 72 artikelen per kalenderjaar. Voor de Rotterdamse veelpubliceerders geldt dat ze bijna allemaal betrokken zijn bij de cohortstudies ERGO en Generation R. Grote, langlopende onderzoeksprojecten die duizenden publicaties opleveren.
Wat betekent auteurschap?
De auteurs van het Nature-stuk vragen zich af wat auteurschap inhoudt als een wetenschapper zoveel publiceert. Ze legden een deel van de veelpubliceerders een enquête voor, waarin ze onder andere vroegen of voldaan werd aan de criteria die in de medische wereld worden vereist aan auteurschap: een substantiële bijdrage leveren aan het vormgeven of uitvoeren van experimenten of dataverwerking, meeschrijven of kritisch herzien, uiteindelijke instemming met de versie die gepubliceerd wordt, én verantwoordelijkheid nemen voor de inhoud van het artikel.
Een deel van de respondenten geeft aan bij lang niet altijd aan alle criteria te voldoen. Sterker nog, 19 van de 27 respondenten gaf toe dat ze bij meer dan een kwart van de artikelen aan geen enkel criterium voldoen.
Samenwerking
In reactie op het Nature-stuk wijzen Rotterdamse veelpubliceerders op de grote cohortstudies en onderzoeksconsortia waarin ze opereren. Zo schrijft Afran Ikram, hoogleraar Epidemiologie en hoofd van de afdeling Epidemiologie, bijvoorbeeld aan de auteurs van de Nature-studie: “De belangrijkste verklaring voor de toename in mijn publicaties is het aantal samenwerkingsverbanden waar ik aan deelneem. Net als de natuurkunde wordt biomedisch onderzoek, en zeker genetisch epidemiologisch onderzoek, steeds meer een gezamenlijke inspanning, waarbij meerdere teams van meerdere instituten wereldwijd samenwerken om tot belangrijke doorbraken te komen.”
Honderd auteurs
Henning Tiemeier, eveneens hoogleraar Epidemiologie, verklaart het in een interview met EM als volgt: “Wij hebben soms wel honderdduizend proefpersonen nodig om betrouwbare uitspraken te doen. Daarom werken we samen binnen consortia van soms wel meer dan twintig andere groepen over de hele wereld. Elk van die groepen werkt al snel met vijf, zes mensen aan de dataverzameling en analyses, die daar allemaal credits voor moeten krijgen, dus dan kom je al op meer dan honderd auteurs.”
Maar ook Tiemeier, die 75 papers publiceerde in 2016, gaf tegenover Nature toe dat hij de laatste versie van drie van de studies waar zijn naam boven staat zelf niet las. “Ik deed wél veel andere dingen voor die studies, zoals data-analyses. En daar sta ik ook volledig voor in. Maar de laatste versie van het uiteindelijke artikel heb ik niet gelezen, dat wilde ik niet ontkennen”, vertelt hij aan EM. “Ik schreef dat juist expres op, om de discussie over auteurschappen op gang te brengen.”