“Dus u rijdt liever in een vervuilende auto dan dat u dertien maanden langer leeft?” Christel verwacht geen antwoord op haar scherpe vraag. Nog niet. In het kantoortje van de Rotterdamse ChristenUnie-SGP-fractie bereidt ze zich voor op een debat over duurzaamheid. Namens de ChristenUnie-jongeren discussieert Christel met acht andere politieke jongerenorganisaties in theater LantarenVenster. Later kijkt ze met gemengde gevoelens terug op de avond: “Ik kwam in een rol terecht die ik normaal gesproken niet wil hebben.”
Vervuilde lucht
Christel werpt zich namelijk het liefst op als een verbinder. Noord en zuid, gelovig en niet-gelovig, jij en ik: verbinding is hét speerpunt van haar partij voor deze verkiezingen. Bij het jongerendebat blijkt er weinig behoefte aan iemand die bruggen bouwt: de jongeren zijn het opvallend vaak met elkaar eens. Heel sporadisch zetten de sprekers van de JOVD en Jong Leefbaar Rotterdam enkele voorstellen om de luchtkwaliteit te verbeteren weg als ‘symbolisch’ en ‘te abstract’. Wanneer de Leefbaar-jongere het debat een ‘non-discussie’ noemt, ontlokt hij bij Christel een reactie waar ze zelf van lijkt te schrikken: “Volgens mij heb jij in je leven al te veel vervuilde lucht ingeademd om nog goed na te kunnen denken.”
Hoewel de confrontatie niet direct lijkt te passen bij iemand die zichzelf omschrijft als ‘best perfectionistisch’ en ‘genuanceerd’, karakteriseert de scherpe uithaal haar gedrevenheid om bij te dragen aan een beter Rotterdam. Een stad waarin echt stappen worden gezet op het gebied van duurzaamheid, een stad waarin er ruimte is om te geloven. Dat laatste staat volgens Christel onder druk. “Steeds vaker worden zaken weggeredeneerd omdat er een stempeltje van een geloof op zit, zoals het niet toestaan van kerkdiensten in huizen van de wijk.” Rotterdam dreigt te worden ontdaan van zijn veelkleurigheid: “Je kunt het geloof niet uit mensen halen, dus dat mag je als stad ook niet van hen verlangen.”
Tweede zetel
Het geloof betekent veel voor Christels identiteit. Het is zelfs een van de beweegredenen om op haar achttiende politiek actief te worden bij de ChristenUnie in Nieuwegein. Ook nadat ze voor haar studie naar Rotterdam verhuisde, bleef ze betrokken bij de christelijke partij. Ze werd actief bij de jongerenorganisatie en kreeg een bijbaan als fractiemedewerker bij de Rotterdamse fractie. Toen de vacatures voor kandidaat-raadsleden voor de aanstaande verkiezingen verschenen, besloot Christel te solliciteren.
Nu prijkt de 22-jarige student econometrie als tweede naam op het stemformulier: “Ik was verbaasd en oprecht verrast.” Die toppositie biedt echter geen garantie voor een zetel in de gemeenteraad. De Rotterdamse ChristenUnie-SGP kent namelijk een loyale maar kleine achterban: al zestig jaar moet de partij het doen met slechts één zetel. “Elke vier jaar is er hoop op die tweede zetel, maar dit jaar heb ik het geloof dat die er ook echt komt.” Christel vertrouwt op het succes van de ChristenUnie bij de landelijk verkiezingen, en de grote groep vrijwilligers die zich dit jaar inzetten voor het behalen van die tweede zetel: “De motivatie is bizar. Dat ik dan degene ben die op die zetel zou mogen zitten, maakt het helemaal bijzonder.”
Onbegrip bij medestudenten
Toch begrijpt niet iedereen Christels politieke ambities. Waar vrienden enthousiast reageerden – “Als je later minister-president bent, dan kan ik zeggen dat ik nog met jou om drie uur ’s nachts een biertje heb gedronken” -, heerst er bij haar studiegenoten vooral onbegrip. “De meeste econometriestudenten ambiëren een carrière bij consultancybureaus, banken en grote bedrijven. De politiek? Dat begrijpen ze niet.” Volgens Christel is die verbijstering onterecht, want ze ziet overeenkomsten tussen econometrie en politiek: het zoeken naar slimme oplossingen voor problemen. Maar is politiek niet vooral het bediscussiëren van elkaars ‘slimme oplossingen’, en sterker nog, het betwisten van elkaars ‘problemen’?
Dat maakt politiek volgens Christel juist interessant: “Dat je door een zin nét iets anders op te schrijven iemand kunt overtuigen, zonder zelf iets in te hoeven leveren”. Ze begrijpt dat dat ‘politieke spel’ tot onbegrip bij jongeren leidt, uit onderzoek van Vrij Nederland blijkt dat bijna driekwart van de jongeren aangeeft ‘niet zo veel’ of ‘helemaal geen’ vertrouwen in politici te hebben. “Die ontwikkeling vind ik ontzettend kwalijk. Ik begrijp dat je niet voor je lol naar raadsvergaderingen kijkt, maar je mag wel enige basiskennis over de politiek verwachten. Dat het meer is dan: ‘die man heeft een leuke glimlach, dus daarom vertrouw ik hem wel’. Je geeft iemand wel jouw stem voor vier jaar.”