Henk van de Bunt, ‘founding father’ van de criminologieopleiding, neemt na veertig jaar afscheid. “Ik heb altijd onrecht willen blootleggen, willen laten zien waarom mensen wegkomen met hun gedrag.”
“Toen mijn vader een lintje kreeg, maakte ik daar enorme ruzie over omdat hij het accepteerde. Maar toen was ik een jaar of vijftien, en had ik lange haren”, glimlacht Van de Bunt. De geschiedenis herhaalt zich. Zelf is hij op zijn afscheid als hoogleraar Criminologie van de Erasmus Universiteit begin deze maand benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Dat kwam voor hem als een complete verrassing.
Of hij nu wel blij is met een lintje? “Natuurlijk is het een eer. Ik vond het heel leuk om te krijgen. Maar ik ben nou niet het type dat met zo’n dingetje op (wijst naar zijn borst) allerlei vergaderingen of recepties afgaat. Ik vroeg me wel af: wat zou mijn vader hiervan hebben gezegd?”
‘Toen mijn vader een lintje kreeg, maakte ik daar enorme ruzie over’
Henk van de Bunt blikt terug op veertig jaar criminologisch onderzoek en onderwijs, anderhalve week na zijn afscheid. Locatie: zijn gloednieuwe werkkamer – hij mag dan wel met emeritaat zijn, klaar met onderzoek is hij nog niet en dus verhuisde hij afgelopen zomer mee naar het Sandersgebouw.
Verstrooide inspecteur
Wat duidelijk wordt na gesprekken met collega’s en vrienden: mede dankzij Van de Bunt is de criminologie groot geworden in Nederland. Hans Nelen, hoogleraar aan de Maastricht University noemt hem ‘één van de founding fathers’ van de opleiding. Hij trok de Nederlandse criminologie uit het slop, vertelt René van Swaaningen, hoogleraar aan de EUR.
Meest opvallende typering van Van de Bunt komt van oud-student en oud-collega Pascale Rollé-de Leeuw. Ze vergelijkt hem met Columbo, hoofdpersoon uit de gelijknamige detectiveserie. “Dat was zo’n inspecteur met een sjofele jas, die nogal verstrooid overkwam. Na een poosje begin je te twijfelen: luistert hij wel naar me? Dan komt er ineens een scherpe vraag.”
Van de Bunt lacht om de typeringen. “Ik moet bekennen dat ik soms lichtelijk chaotisch ben. Kijk naar mijn bureau, ik zit hier nu drie dagen.” Er liggen verschillende stapels papier en er staan vier lege kartonnen koffiekopjes.
Binnenskamers activistisch
‘Ze liepen allemaal krampachtig in een net pak, wat niet strikt nodig was voor wat ze deden’
Criminologie interesseerde Van de Bunt altijd al, vertelt hij. “Toen ik een jaar of zestien was, kocht ik voor vier gulden mijn eerste criminologische boek, over de criteria van strafrechtstoepassing.” Het boek staat nog steeds op zijn werkkamer. Van zijn ouders moest Van de Bunt Rechtsgeleerdheid gaan studeren. “Ik vond het maar saai. Een studievriend ging er Sociologie naast studeren en toen dacht ik: verrek, dat is ook wat voor mij. Dan kan ik mijn ouders tevreden houden én doen wat ik zelf leuk vind.”
In de roerige jaren zeventig was student Van de Bunt ‘vooral binnenskamers activistisch’, op de barricades stond hij niet. Hij ging aan de slag bij het Willem Pompe Instituut voor strafrechtswetenschappen in Utrecht. In 1985 promoveerde hij daar op de Rijksuniversiteit (nu: Universiteit Utrecht) op een participerend observatieonderzoek naar Officieren van Justitie. “Ik liep daar rond met een bandrecordertje, nam gesprekken op, woonde vergaderingen bij. Het was fascinerend, ook om de vormelijkheid van de betrokkenen te zien. Dat trof me zo. Ze liepen allemaal krampachtig in een net pak, wat niet strikt nodig was voor wat ze deden. En er werd natuurlijk het hardste gelachen om de grappen van de hoofdofficier.”
In de bezemkast
De oprichting van de opleiding Criminologie vindt Van de Bunt het belangrijkste moment uit zijn carrière. “Toen ik studeerde had ik al wat contact met criminologen. Ze waren er wel, maar ze zaten in de bezemkast van de juridische faculteiten. En dan mochten ze een keuzevakje draaien. Criminologie was een versnipperd geheel, dat is voor de kwaliteit van de wetenschap niet goed.” Er is een goede opleiding nodig, bedacht Van de Bunt.
En het bleek een succes. Al voor de opleiding startte, schrokken de ‘founding fathers’ van de populariteit. Van de Bunt: “We zeiden tegen elkaar: Jezus, wat veel aanmeldingen, daarmee draaien we onszelf kapot. Het was meteen al nodig om een numerus fixus in te stellen. Nu nog zijn er ieder jaar zo’n 120 instromers.”
Ambtelijke slangenkuil
Ook is Van de Bunt trots op het beslechten van de barrière tussen ‘non-gouvernementele’ (lees: wetenschap) en ‘gouvernementele’ criminologie. Hij was de brug tussen die twee. “Toen ik in 1994 mijn gang van de universiteit naar het WODC maakte (Van de Bunt werd directeur van het onderzoekscentrum van het Ministerie van Justitie, red.), zag een aantal mensen dat als een riskante stap. Ze dachten dat ik vanuit de academische wereld in een ambtelijke slangenkuil terecht zou komen.”
“Men noemde het met een hautain toontje ‘gouvernementele criminologie’, alsof dat minder was. Dat heb ik nooit begrepen”, zegt Van de Bunt. “Met gouvernementeel bedoelden ze dat het theorieloos was. Deels terecht, want het was heel praktisch. Kijken naar patronen in recidiveringscijfers bijvoorbeeld. Maar het werd heel erg overdreven. Bovendien vind ik het juist ook belangrijk dat wetenschappelijk onderzoek een hoge mate van maatschappelijke relevantie heeft. Daar is niks mis mee.”
Van de Bunt blijft even stil na de vraag of hij ergens spijt van heeft. “Ik heb soms wel teveel hooi op mijn vork genomen. Dat ging ten koste van het thuisfront; mijn scheiding heeft daar ook wel iets mee te maken. Bovendien gaat het ten koste van de kwaliteit die je levert.” Gauw begint hij over het huidige werkklimaat in de wetenschap, dat volgens hem nog erger is: “Tegenwoordig worden uitsluitend schapen met vijf poten gezocht. Je moet bewijzen dat je goed onderzoek kan doen, eloquent kunt doceren, onderzoeksgeld kunt aanboren, in internationale netwerken actief bent. Het is haast een verplichting om een jaar in het buitenland te verkeren. Jonge universitaire medewerkers moeten veel inleveren voor een succesvolle loopbaan.”
Onrecht blootleggen
Wat Van de Bunt wilde bereiken met zijn onderzoek? “Onrecht blootleggen. Waarom daders zo makkelijk wegkomen met hun misdaden. Maar ook wilde ik begrip creëren, in de zin van dat je begrijpt wat er aan de hand is. Dat is ook heel belangrijk in de aanpak van misdaad. Georganiseerde misdaad bestaat niet ondanks ons, maar dankzij ons. Denk aan iemand die een tweedehands iPhone koopt voor een veel te mooie prijs. Iedereen weet dat dat niet goed zit.” Vlug voegt hij eraan toe: “Maar ik ben geen moralist hoor, ik wil niet met het vingertje wijzen.”
“Onderzoek doen vind ik het leukste dat er is, zeker als het onderwerpen aangaat die me interesseren. En dat is zo met georganiseerde criminaliteit.” Met drie anderen zette hij de Monitor Georganiseerde Criminaliteit op, naar aanleiding van de parlementaire enquêtecommissie-Van Traa (die onderzoek deed naar omstreden opsporingsmethoden), waar Van de Bunt ook aan meewerkte. “Hoe kan het dat sommige mensen delicten plegen van zo’n geweldige omvang? Denk aan Maddoff, die fraudeur in Amerika. Hij heeft 50 miljard dollar aan schade aangericht. Dat op zich is al onvoorstelbaar. Ik vind het interessant om te analyseren hoe de mensen rondom hem betrokken waren. Wisten zij ervan? Als ze het wisten, waarom verzwegen zij dit dan? Ik noem deze beschermende kring van mensen muren van stilzwijgen.”
‘Ik houd van het empirische detail, maar niet van schadeclaims’
In de nasleep van de Commissie-Van Traa, kreeg Van de Bunt een knauw te verduren. In een onderzoek naar verwijtbare betrokkenheid van accountants, notarissen en advocaten bij georganiseerde misdaad beschreef hij een geanonimiseerd incident met een advocaat. “Een Telegraafjournalist heeft toen toch kunnen achterhalen wie die advocaat was en die advocaat spande een rechtszaak tegen mij aan.” Van de Bunt verloor. “Dat was een lastige periode, ik praat er eigenlijk nooit over. Als je geschoren wordt, kun je beter stilzitten.” Hoewel de zaak nooit aan hem is gaan kleven, heeft het wel degelijk effect gehad op zijn werk: “In mijn publicaties ben ik door dit incident voorzichtiger geworden. Ik houd van het empirische detail, maar niet van schadeclaims.”
Kleindochter
Na veertig jaar wetenschap zit het er ondanks zijn emeritaat nog niet helemaal op. “Ik ben nog aan het schrijven – ik heb nog wat beloftes en toezeggingen gedaan – maar ik wil het wel rustiger aan doen.” Zijn zoon Joris kreeg een paar weken geleden een dochter. “Ik wil van mijn kleinkind genieten.” Van de Bunt lacht: “Maar dat hangt ook van het kleinkind af, of zij op opa zit te wachten.”