Een injectie met het vogelgriepvirus. Als het aan chirurg Casper van Eijck ligt, is dat de toekomst in de behandeling van alvleesklierkanker. Binnen een jaar had hij anderhalf miljoen bij elkaar voor een eerste onderzoek.

Chemotherapie, bestraling en soms een operatie – dat waren jarenlang de enige opties. Van Eijck (witte doktersjas, frons in de borstelige wenkbrauwen) zit in zijn werkkamer op de achtste verdieping van het voormalige Dijkzigt-ziekenhuis. Boven zijn hoofd hangen nog steeds de vlaggetjes die zijn collega’s ophingen ter ere van zijn zestigste verjaardag, nu alweer twee weken geleden. Achter hem aan de muur een foto van zijn twee, inmiddels overleden, golden retrievers.

Casper van Eijck in actie 0115-007

Voor de serie Cowboys in de Wetenschap interviewt Geert Maarse onderzoekers die nét even verder gaan. Casper van Eijck is hoogleraar Chirurgie met speciale aandacht voor aandoeningen aan de pancreas. Met de campagne ‘Support Casper’ richt hij zich op een nieuwe, innovatieve behandeling van moeilijk te bestrijden vormen van kanker, zoals alvleesklierkanker. Daarnaast zit Van Eijck elke zondag op de bank in de Kuip, als de vaste sportarts van Feyenoord.

Er is veel veranderd, in de ruim vijfentwintig jaar dat hij bij het Erasmus MC patiënten met alvleesklierkanker behandelt. Hij werd hoogleraar chirurgie (de enige met de pancreas als specialisatie) en groeide uit tot de wereldtop. Door patiënten wordt hij op handen gedragen: vanuit India en de VS pakken ze het vliegtuig naar Rotterdam om door hem behandeld te worden. Maar waar bij andere kankersoorten de ene doorbraak na de andere plaatsvond, zit Casper van Eijck nog steeds met lege handen. Bijna al zijn patiënten gaan dood, vaak al binnen een half jaar.

Het lijkt me heel raar dat je gespecialiseerd bent in een ziekte waaraan mensen vrijwel zeker overlijden.

“Dat is het ook. We hebben laatst een artikel gepubliceerd waaruit blijkt dat er per jaar meer mensen doodgaan aan alvleesklierkanker dan er officieel de ziekte hebben. Het gaat om 3.500 mensen, bijna tien per dag. En dat neemt toe. We verwachten dat het over een paar jaar na longkanker de dodelijkste vorm van kanker is, in absolute aantallen. Dan kun je je hoofd in je handen laten zakken. Of je zegt: we gaan de strijd aan.”

Casper van Eijck in actie 0115-027
Tijdens een operatie. Van Eijck is de enige hoogleraar chirurgie in Nederland die gespecialiseerd is in de pancreas.

U bent bezig met een nieuwe, innovatieve behandelmethode. Hoe werkt het?

“De actie is opgestart door de nabestaanden van twee patiënten van mij. Als behandelaar van alvleesklierkanker verander je vroeg of laat onvermijdelijk in een begeleider. Daarbij komen nieuwe behandelmethoden ter sprake, ook als die nog niet bewezen zijn of financiering van onderzoek lastig is. Toen zeiden ze: laten we zorgen dat Van Eijck het geld bij elkaar krijgt om zo’n nieuwe methode te gaan testen. Binnen een jaar hadden we anderhalf miljoen.”

Is het zo dat het idee deels bij een andere patiënt vandaan komt, die zichzelf op een zeker moment is gaan injecteren met het vogelgriepvirus?

“Klopt. Een veearts die op een gegeven moment op eigen houtje dingen ging proberen. Deze mensen zijn vaak desperate. Ze zijn ten dode opgeschreven. Uit landen als Cambodja, Taiwan en China is bekend dat daar gewerkt wordt met oncolytische virussen: virussen die enerzijds tumorcellen doden en er anderzijds voor zorgen dat het immuunsysteem – wat door kanker gedeactiveerd wordt – weer op stoom komt. Wetenschappelijk bewijs is hier niet voor, maar deze man bleef ondanks bewezen alvleesklierkanker zes jaar in leven. Dat zijn resultaten die in andere landen, laat ik het zo zeggen, in ieder geval worden beschréven.”

Hoe bedoelt u: ‘laat ik het zo zeggen’?

“Dat het nog geen aantoonbaar effectieve behandeling is. Er is heel veel onderzoek nodig en het virus moet gemanipuleerd worden om de wenselijke effecten te krijgen. Daarnaast moet je niet vergeten dat de behandeling die deze man zichzelf gaf in principe strafbaar is volgens de Nederlandse wet. Je mag jezelf niet zomaar met virussen inspuiten.”

Wist u hiervan?

“Nee. Hij heeft het me pas later verteld.”

Zou u het omschrijven als een alternatieve geneeswijze?

“Ik vind het heel belangrijk om een onderscheid te maken tussen experimentele en alternatieve behandelingen.”

Casper van Eijck in actie 0115-011
Tijdens de ronde. Door patiënten wordt hij geroemd om zijn persoonlijke benadering.

Leg uit.

“Een experimentele behandeling is een nieuwe behandeling die wetenschappelijk wordt getoetst, inclusief het volledig beschrijven van wat je doet en wat de resultaten zijn. Bij een alternatieve behandeling vinden dat soort rapportages vaak helemaal niet plaats. Daarin kan een verschuiving plaatsvinden. Dat zie je bijvoorbeeld met kurkuma. Geelwortel wordt in Zuid-Oost-Azië veel gebruikt als antikankermiddel. Daar is veel positieve literatuur over, dus dat willen mensen hier ook. Maar het is goed om te beseffen dat die literatuur gaat over kweekbakjes en muizenstudies. Bij de mens is nooit een effect vastgesteld. Ik sta, als een van de weinigen denk ik, best open voor nieuwe methoden. Maar dan moet je het wel netjes wetenschappelijk onderzoeken. Over die virussen: gelukkig hebben we hier hele goede virologen – Ron Fouchier, Bernadette van den Hoogen – en die zeiden: dit gaan we wetenschappelijk uitzoeken.”

U moet ook mensen gesproken hebben die zeiden: Van Eijck, waar begin je aan?

“Natuurlijk. Wij gaan hiermee best een beetje tegen de gevestigde orde in. Normaal is het namelijk vooral de farmacie die dicteert welke vervolgstudie gedaan wordt. Terwijl wij vinden dat dokters dat moeten bepalen. De kracht van ons onderzoek is dat we een team met een heel scala aan specialisten verzameld hebben – immunologen, virologen, neurochirurgen, urologen, medisch oncologen – die hier hun schouders onder willen zetten. Het is geen eenmansactie. Dat we het zelf doen heeft veel voordelen. Dat de data openbaar blijft bijvoorbeeld. En dat wij het intellectuele eigendom houden, waardoor de medicijnen betaalbaar zijn. Het is niet voor niets dat de zorgverzekeraar nu zegt: wij gaan die medicijnen gewoon betalen. Geweldig.”

U bent een van dé alvleesklierkankerspecialisten ter wereld. Waarom moet u met de pet rond om dit onderzoek gefinancierd te krijgen?

“Het is jammer, laat dat duidelijk zijn. Maar ook begrijpelijk: het is vernieuwend. Veel bekende fondsen willen eerst de kat uit de boom kijken.”

Hoe lang duurt het voor deze behandelmethode in de praktijk kan worden gebracht?

“Als alles goed gaat kunnen we over een jaar of drie mensen met virotherapie gaan behandelen. Het belangrijkste is de veiligheid. Het mag niet zo zijn dat het virus dat we toedienen tegen kanker, een gevaar gaat vormen voor andere mensen, of voor dieren.”

Kan het ook dat u over een paar jaar moet constateren: dit wordt toch niks?

“Iedereen ziet dat dit de toekomst is. Grote farmaceuten zijn al bezig met het opkopen van dit soort virussen, dat zegt wel wat. Kijk: het is wat mij betreft een illusie dat we alvleesklierkanker hiermee gaan genezen. We proberen de ziekte onder controle te krijgen. Dat doen we nu met chemo, maar daar reageert 30 tot 80 procent van onze patiënten niet op. Daarnaast is chemo enorm toxisch. Als je ziet hoe ziek wij mensen de afgelopen dertig jaar hebben gemaakt met experimenten waar ze nauwelijks verbetering van merkten, dan snap je dat patiënten steeds vaker terughoudend zijn. Met viro-immunotherapie hopen we de tumorgroei beheersbaar te maken, zonder al die nare bijwerkingen. En ik ben er heilig van overtuigd dat dat gaat lukken.”

Casper van Eijck in actie 0115-023

Het Erasmus MC heeft nogal een reputatie als het gaat om het sleutelen aan virussen. Betekent dat dat de minister in uw nek staat mee te kijken?

“De minister omarmt dit soort innovatieve dingen. We hebben recent een half miljoen subsidie gekregen om de veiligheid te waarborgen bij het werken met virussen. En de onderzoeken worden ook niet door de METC getoetst – de Medisch Ethische Toetsings Commissie van het ziekenhuis – maar direct door de landelijke CCMO.”

Er zijn veel wetenschappers en artsen die niet zo snel buiten de gebaande paden treden, of samenwerken met onderzoekers uit ander disciplines. Wat zou u die adviseren?

“Mijn drive komt voort uit de betrokkenheid bij mijn patiënten. Door naar hen te kijken en te voelen wat ik van hen terugkrijg, realiseer ik me dat ik íets moet proberen. Daarbij moeten we vaststellen dat er nog een wereld te winnen is op het gebied van translationeel onderzoek: artsen en wetenschappers die sámen bezig zijn met de patiëntenzorg. Voorbeeld: we hebben de know how om het gebruik van chemotherapie op een dusdanige manier te evalueren dat we over een paar jaar weten of iemand meer baat heeft bij het rode, of het gele flesje. Nu weten we vaak niet of het zinvol is om de chemotherapie volgens de richtlijn voor te schrijven. En dat kost bakken vol geld, wat allemaal linea recta naar de farmaceutische industrie gaat. Laat de minister 10 procent van die winst bij deze industrie afromen voor structureel onderzoek.”