Stiekem speel ik al een tijdje met de gedachte om veganistisch te gaan eten. Niet eens vanuit overtuiging. De succesverhalen vliegen je namelijk om de oren zodra je er even naar googelt: van een veganistisch dieet krijg je meer energie, je huid gaat ervan stralen en het kan zelfs helpen tegen PMS-klachten.

Bovendien ben ik sinds een paar jaar allergisch voor melkproducten. Het is daarom een kleine stap om dierlijke producten volledig uit mijn dieet te schrappen.

Nu las ik een paar weken geleden een artikel over Veganuary: in januari uitsluitend veganistisch eten. Dit was mijn kans. Ik besloot te beginnen met een veganistische week.

Megagezonde zadenmix

Op maandag ging ik al de mist in: ik gooide een pak spekreepjes door mijn avondeten. Dit kon ik gelukkig voor mezelf verantwoorden. Spekjes zijn niet eeuwig houdbaar, en vlees onnodig weggooien leek me erger dan het op te eten.

Op dinsdag ging het goed. Als ontbijt at ik havermout met fruit. In de aanloop naar mijn experiment plaatste ik hierover al een wanhopige oproep op Facebook, want hoe maak je havermout in vredesnaam lekker? Na veel proberen en lijden lukt het me eindelijk. Je moet er gewoon stukjes appel doorheen gooien.

Op woensdag kocht ik een soort probiotische, superdeluxe, megagezonde zadenmix voor over de havermout. Dat leek me een veilige gok, maar bij nadere inspectie bleek de mix verrijkt met honingpoeder. Honing is niet veganistisch. Weer had ik gefaald.

Op donderdag zat ik vooral op de wc. Wat ze zeggen is waar: je lichaam raakt compleet in paniek wanneer je spontaan alle dierlijke producten in je dieet vervangt door water en vezels.

Op vrijdag bouwde ik burgers van kikkererwten. Ik had namelijk de hele dag door honger, en dat kon nooit de bedoeling zijn. Ik ging dus voor de eiwitten.

Op zaterdag at ik bij vrienden thuis. Ik heb de kip uit de curry op mijn bord gevist en was inmiddels zo afgestompt dat ik daar niet eens meer verdrietig om was.

En op zondag? Op zondag at ik een hamburger. Die was lekkerder dan de kikkererwtenburger. En in plaats van me schuldig te voelen, dacht ik na afloop vooral: oh ja, zo voelt het om verzadigd te zijn. Misschien moet ik daarom één keer per week vlees eten, precies zoals ik deed voordat ik besloot de boel om te gooien. En zo sneuvelde er weer een goed voornemen.