Inwoners van Rotterdam stemmen eind november in een referendum over de sloop van twintigduizend goedkope woningen. Een gesprek met Brian Doucet. Volgens de stadsgeograaf is de sloop een signaal dat armen ongewenst zijn in Rotterdam.
Brian Doucet is stadsgeograaf en doet onderzoek naar stedelijke ontwikkeling, gentrificatie en ongelijkheid. Hij promoveerde op een vergelijkend onderzoek naar de effecten van stedelijke herontwikkelingsprojecten in Rotterdam en Glasgow, deed onder meer onderzoek in Toronto en Detroit, en is verbonden aan het Erasmus University College. Hij is Canadees, maar werkt al twaalf jaar in Nederland. Doucet woont in Den Haag.
Op 30 november mogen Rotterdammers stemmen. Waar gaat dat over?
“De gemeente heeft een woonvisie opgesteld met daarin plannen voor de komende jaren. Bewonersorganisaties hebben daarover een referendum aangevraagd. Het belangrijkste struikelblok voor hen is het afslanken van het sociale-woningaanbod. Rotterdam wil meer middenklasse en hogere inkomens naar de stad trekken en wil dat bereiken door twintigduizend betaalbare woningen te slopen of te verkopen.”
Is dat veel, twintigduizend?
“Het is een niet onbelangrijk percentage in een stad waar je soms wel acht jaar moet wachten op een sociale-huurwoning en waar de afgelopen tien jaar al dertigduizend huizen in zogeheten achterstandswijken vervangen zijn door duurdere huurhuizen of koopwoningen. En wat misschien nog wel belangrijker is, is dat sloop een signaal afgeeft. Dat signaal is: we hebben te veel arme mensen in de stad en die moeten plaatsmaken voor een hoger opgeleide middenklasse. Je ziet dit proces van gentrificatie in steden over de hele wereld. Vaak wordt dan gedaan alsof het een natuurlijk proces is, maar het is bewust beleid. Kijk naar de kluswoningen, waarbij ‘pioniers’ worden uitgenodigd om een wijk te ‘verbeteren’.”
Welke problemen probeert het college zo op te lossen?
“Het gaat om twee gerelateerde zaken. Er is grote werkloosheid, armoede en criminaliteit in Rotterdam. In sommige wijken op Zuid behoort het merendeel van de bevolking tot de armste veertig procent van Nederland. Dat is een serieus probleem. Het tweede punt gaat meer over de beeldvorming. Rotterdam staat de afgelopen vijf jaar positief in de belangstelling en heeft zichzelf het imago aangepraat van een dynamische postindustriële stad die drijft op toerisme, diensten en de creatieve industrie. Daar hoort een ander soort inwoner bij dan de stad nu heeft.”
Ik vind het eigenlijk wel leuk dat er wat meer hoogopgeleiden in Rotterdam komen wonen, inclusief de door sommigen verfoeide koffiebarretjes en bakfietsen.
“Dat kan ik me voorstellen. Alle ontwikkelingen zijn gericht op mensen zoals wij. Kijk naar de Nieuwe Binnenweg, hét voorbeeld van gentrificatie in Rotterdam. De uitgaansmogelijkheden, cafés, restaurants en winkels bewegen zich langzaam richting Delfshaven. Maar iemand die moet rondkomen van twaalfhonderd euro heeft helemaal geen behoefte aan een zaak waar je voor vier euro een kop koffie kunt drinken. En voor al die nieuwe zaken moeten er wel winkels verdwijnen waar de originele bewoners hun boodschappen deden.”
Dan hebben we het over belwinkels en shoarmatenten. Dat is toch niet zo erg?
“Dit is precies de houding die je in het beleid ook veel terugziet. Beleidsmakers worden voor de keuze gesteld: chique cafés óf belwinkels, gentrificatie óf verloedering. Maar dat is een valse tegenstelling. Er zijn verschillende manieren om een stad te ontwikkelen. Als je echt gelooft in het idee van menging, waarom zijn het dan altijd de voorzieningen van armen die plaats moeten maken voor de wensen van de bovenklasse? Waarom laat je geen working class toe in wijken als Kralingen of Blijdorp? Uit onderzoek blijkt dat het juist de zogenaamde ‘probleemwijken’ zijn waar mensen in heel hechte, lokale gemeenschappen samenleven. Mensen hebben daar hun familie, school, vrienden, winkels en voorzieningen. Dat kun je niet zomaar openbreken. Je hoort daar doorgaans niemand over omdat deze groep – in tegenstelling tot de mondige middenklassers – niet het sociaal, economisch en politiek kapitaal hebben om zich te verzetten.”
Bestaat er zoiets als een ideale mix van hoog- en laagopgeleid, van rijk en arm?
“Nee. En daarom moeten we, in plaats van nadenken over de juiste percentages laag- en hoogopgeleiden, ons afvragen waarom er zoveel armoede is in deze stad. En hoe we dat kunnen terugdringen. De oude arbeiderswijken op Zuid waren in de jaren vijftig niet rijk, maar bijna iedereen had werk, de mannen in elk geval. Maar de automatisering in de haven heeft slachtoffers gemaakt. Rotterdam is daarin vergelijkbaar met steden als Glasgow, Detroit, Charleroi en Dortmund. Het bouwen van duurdere woningen kan een wijk binnen een paar jaar veranderen, maar het is geen oplossing voor die ontstane armoede, werkloosheid en ongelijkheid. Je verplaatst het probleem alleen maar. Dit soort dingen hebben een landelijke aanpak nodig.”
Het is de ambitie om meer kapitaal naar de stad te trekken. Daar plukt toch iedereen de vruchten van, ook de armere mensen?
“Daar is weinig bewijs voor. Ik ben heel kritisch over het concept van trickle down economics: het idee dat de Markthal niet alleen honderdduizenden toeristen trekt, maar ook veel banen oplevert voor schoonmakers, barmannen en caissières. Kijk naar Eye, het nieuwe filmmuseum dat een paar jaar geleden de katalysator moest worden voor de ontwikkeling van Amsterdam-Noord (een beetje het Rotterdam-Zuid van de hoofdstad, red.). Daar werken nu – ook in de bediening en de schoonmaak – vooral mensen uit het rijke deel van de stad. Ik ben tegen dit soort investeringen als er gedaan wordt alsof ze de oplossing zijn voor armoede en werkloosheid.”
Er wordt weleens gezegd dat Rotterdam Amsterdam achternagaat. Is het centrum over tien jaar alleen nog maar voor de rijken?
“Niet morgen of overmorgen. Maar eenzelfde vorm van gentrificatie, waarbij de armoede de stad uitgedrukt wordt, zie ik ook hier plaatsvinden. In Amsterdam hoefde je begin jaren negentig maar twee jaar op een sociale huurwoning te wachten. Nu is dat meer dan tien jaar. Dat komt niet uit de lucht vallen. Het is een direct gevolg van het feit dat men in Amsterdam ooit ook vond dat er te veel sociale woningbouw was.”
Volgens de Rotterdamse landschapsarchitect Adriaan Geuze is er in Rotterdam nog volop ruimte voor nieuwe woningen. Kun je zo hoogopgeleiden naar de stad krijgen zonder die sociale huurwoningen
te schrappen?
“Natuurlijk. Er is nog genoeg ruimte in bijvoorbeeld de oude stadshavens, of – als het per se in het centrum moet – voor hoogbouw. Het is prima om nieuwe, rijkere inwoners aan te trekken, zolang de huidige bevolking er niet voor hoeft te wijken.”
Is er een stad waar ze dit soort problemen op een goede manier aanpakken?
“Niet zozeer een stad, als wel verschillende initiatieven waar we van kunnen leren. In grote Franse steden, zoals Parijs, Lyon en Montpellier, staan de huurprijzen onder druk door nieuwe regelgeving en krijgen inwoners de mogelijkheden om huren te vergelijken. Soortgelijke initiatieven in Berlijn verhinderen dat verhuurders meer dan tien procent boven de gemiddelde huurprijs in hun buurt gaan zitten. En het gaat niet alleen om wonen. In Glasgow hebben ze de living wage ingevoerd: iedereen die voor de gemeente of haar contractors werkt, moet een loon ontvangen waarvan je fatsoenlijk kunt leven. In veel Amerikaanse steden wordt daar ook aan gewerkt.”
Kunt u een stemadvies geven voor het referendum?
“Het gaat om de vraag van wie de stad is. In de woorden van David Harvey, een van de grondleggers van de sociale geografie: wie er mag meebeslissen over die stad. Als je wilt dat de stad eerlijk en toegankelijk blijft voor iedereen, dan stem je tegen.”