Eigenlijk zijn bijzonder hoogleraren niet zo bijzonder. Net wat minder dan de helft van het aantal hoogleraren aan de Erasmus Universiteit heeft een bijzondere leerstoel: meestal als onderdeel van de loopbaanplanning, en opvallend weinig betaald door het bedrijfsleven. Hoe zit het nu precies?
1: Wat maakt een hoogleraar bijzonder?
Inhoudelijk weinig. Bijzonder hoogleraren doen eigenlijk hetzelfde als ‘gewone’ hoogleraren, ze geven onderwijs en doen onderzoek, begeleiden promovendi en nemen tentamens af. Het verschil is dat de benoeming en, in een gedeelte van de gevallen, de financiering van bijzonder hoogleraren gebeurt door een externe partij. Dat kunnen stichtingen of fondsen zijn, maar dat kan ook het bedrijfsleven zijn.
Rond de bijzonder hoogleraren die hun leerstoel vanuit het bedrijfsleven krijgen, laait zo af en toe de discussie op: ze zouden hun oren laten hangen naar hun geldschieter. Zo was er in 2008 het incident rond bijzonder hoogleraar Toon van Hooijdonk (Wageningen Universiteit). Hij stelde dat melk gezond is terwijl de financier van zijn leerstoel de Nederlandse Zuivelorganisatie was. Dit riep vragen op over zijn onafhankelijkheid.
Op de EUR zijn 213 van de 475 hoogleraren te kwalificeren als bijzonder. Deze zijn in te delen in vier soorten leerstoelen: een leerstoel is het vakgebied van de bijzonder hoogleraar.
Veruit de meeste bijzonder hoogleraren (141) hebben een carrièreleerstoel. De universiteit is zuinig met het benoemen van gewone hoogleraren, omdat dit een aanstelling voor het leven betreft. Daarom kiest de universiteit vaak voor een constructie via het Erasmus Trustfonds, deze bijzonder hoogleraren hebben een tijdelijke aanstelling.
Dus soms is er geen plek voor een nieuwe hoogleraar, maar wil de universiteit wel een talentvolle onderzoeker aan zich binden. Dan kiest de universiteit ervoor om de onderzoeker tot bijzonder hoogleraar te benoemen. Dat is een tijdelijke aanstelling die fungeert als opstapje richting een ‘echt’ hoogleraarschap.
Daarnaast zijn er ook bijzonder hoogleraren die zich bezighouden met de ontwikkeling van een klein of nieuw vakgebied. Dit vakgebied is dan bijvoorbeeld (nog) onvoldoende ontgonnen om een vaste plek te krijgen aan de universiteit, of is toegespitst op een heel specialistisch onderwerp. Dit zie je vaak in de geneeskunde.
Onder de categorie ‘ideëel’ vallen hoogleraren waarbij de financiers van de leerstoel een ideologie vertegenwoordigen. Denk daarbij aan de stichting Thomas More. Dit is een stichting met katholieke grondslag die met het aanstellen van bijzonder hoogleraren aan een universiteit ‘de katholieke overlevering present stelt door middel van cursussen, colleges en voordrachten, die vrij toegankelijk zijn voor studenten van alle faculteiten’, aldus de eigen website.
Om praktijkkennis binnen te halen, lopen er ook nog bijzonder hoogleraren rond die parttime verbonden zijn aan de EUR en tevens werken in het bedrijfsleven. Dit is de groep die onderdeel van discussie is als het gaat over twijfels over de onafhankelijkheid. De Erasmus Universiteit noemt dit: bijzonder hoogleraren met een netwerkfunctie.
2: Hoe groot is de groep bijzonder hoogleraren?
Best groot. Met 213 bijzonder hoogleraren op 475 in totaal, maakt deze groep 45 procent uit van het totale hooglerarencorps.
141 bijzonder hoogleraren hebben een leerstoel via het Erasmus Trustfonds. Dit fonds bestaat sinds 1913 en richtte de Erasmus Universiteit op (toen nog de Nederlandsche Handelshoogeschool geheten). Het Trustfonds betaalt de leerstoel niet en kiest ook niet uit wie bijzonder hoogleraar mag worden, dat doet de universiteit. Het enige wat het Trustfonds doet, is het vestigen van de leerstoel. In de praktijk is dat een formaliteit om aan de regel te voldoen dat een extern rechtspersoon een bijzonder hoogleraar moet benoemen.
Het aantal netwerkhoogleraren op de EUR – dus die rechtstreeks betaald worden door een organisatie of bedrijf – is niet exact bekend, maar veel zijn het er niet, aldus een woordvoerder. Dit bleek ook uit het onderzoek dat EM deed naar de achtergronden van de bijzonder hoogleraren.
Van de 213 bijzonder hoogleraren zijn er 117 verbonden aan het Erasmus MC. Dat is meer dan de 87 ‘gewone’ hoogleraren die werken voor het Erasmus MC. Reden hiervoor is dat veel van het onderzoek aan de medische faculteit heel gespecialiseerd is, en vaak te klein om er een heel vakgebied omheen te bouwen.
3: Het zijn toch allemaal bedrijven die bijzonder hoogleraren betalen?
Dat valt aan de EUR dus behoorlijk mee. Het grootste deel van de bijzonder hoogleraren krijgt gewoon salaris van de universiteit, en is bijzonder hoogleraar vanwege het personeelsbeleid. 25 leerstoelen worden gefinancierd door stichtingen of fondsen uit de medische wereld, die onderzoek willen bevorderen naar een bepaalde aandoening of ziekte, geestelijk of lichamelijk. Vaak financieren ze de leerstoel vanuit hun collectes en wervingen. Zo dragen ze rechtstreeks bij aan wetenschappelijk onderzoek.
Volgens Leen Dorsman, hoogleraar Universiteitsgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, moet deze groep ook kritisch bekeken worden. Geldstromen achter grote stichtingen in de medische wereld kunnen schimmig zijn. De farmaceutische industrie heeft er veel baat bij als een wetenschapper de werking van zijn medicijnen bevestigt. “Geld van een farmaceut zou goed via een stichting bij een bijzonder hoogleraar terecht kunnen komen. Als die bijzonder hoogleraar vervolgens onderzoek doet naar een medicijn van diezelfde farmaceut, verstrengelen er belangen. In 2003 kwam aan de Universiteit Utrecht een bijzonder hoogleraar in opspraak omdat hij financiële beloningen zou krijgen van een commerciële partner in zijn onderzoek.”
Slechts een enkele stichting verbonden aan de Erasmus Universiteit roept vragen op over mogelijke belangenverstrengeling. Zo krijgt het Pierson Fonds geld van De Nederlandsche Bank (DNB) en ABN Amro. Het fonds financiert hoogleraren die onderzoek doen naar de macro- economie.
De secretaris van het fonds reageert laconiek: “We zijn een stichting die al bijna een eeuw bestaat. De banden met de DNB en ABN zijn ook al tientallen jaren oud. Het enige wat zij en wij willen stimuleren, is onderzoek naar de macro-economie. Onze hoogleraar staat los van de banken.”
Bijzonder hoogleraar Marcel Thaens is de enige op de EUR die rechtstreeks gefinancierd wordt door een commercieel bedrijf, het PBLQ. Dat is een consultancybureau dat zich bezighoudt met overheid en ICT. Hij is één dag hoogleraar en werkt verder voor PBLQ. Hij garandeert dat zijn wetenschappelijke werk niet wordt gestuurd door zijn werkgever. (zie kader interview).
Naam: Jos Blank
Leeftijd: 59
Leerstoel:
Productiviteit in de publieke sector.
Betaald door:
Stichting Leerstoelen van het CAOP
Faculteit: FSW
Categorie: Netwerk
“Vroeger deed ik onderzoek in de commerciële sector. Je zou denken dat mensen daar geneigd zijn om wel eens water bij de wijn te doen. Maar nee, no way. Ook het commerciële belang is daar niet mee gediend toch? Mensen komen bij ons omdat ze willen dat we iets uitzoeken, niet om naar de mond gepraat te worden. Ik heb er ook geen trek in om spreekbuis te zijn van iemand met politieke bedoelingen, dan moeten ze maar naar een consultancybureau gaan. Zo is het ook met de stichting die mij betaalt, de Stichting Leerstoelen van het CAOP. Zij adviseren publieke organisaties bij arbeidszaken.
Een dag in de week zit ik op de EUR, de rest van de week doe ik onderzoek aan de TU Delft op hetzelfde vlak, maar dan meer met een technische invalshoek. Verder ben ik nog voorzitter van de stichting IPSE Studies die het onderzoek op dit terrein probeert te stimuleren. Met de zeven leerstoelen die het CAOP financiert blijft het goed op de hoogte van de stand van de wetenschap. En ik heb via het CAOP en IPSE Studies, een sterke binding met de praktijk. Zo kom ik op ideeën voor onderzoek waar ik anders nooit op zou komen.
Bovendien kunnen ze veel aandacht creëren voor mijn onderzoek. Dat is belangrijk, omdat mijn onderzoek over grote maatschappelijke vraagstukken gaat. Denk aan de schaalvergroting in de zorg of de reorganisaties bij de politie en rechtbank. Ik zoek met mijn econometrieachtergrond uit hoe je de productiviteit en doelmatigheid van deze projecten kunt meten.”
4: Waar zou de EUR zijn zonder bijzonder hoogleraren?
Nergens. De constructie van de EUR met het Trustfonds is van groot belang om getalenteerde onderzoekers te binden aan de universiteit. De Erasmus Universiteit kan zo tijdelijke aanstellingen bieden als opstapje naar het hoogleraarschap en ruimte creëren voor talenten die anders zouden vertrekken om elders hoogleraar te worden.
Dankzij het bijzonder hoogleraarschap is er bovendien ook plek op de universiteit voor onderzoek waar de universiteit geen geld voor vrij kan maken, maar waar stichtingen of fondsen wel geld voor over hebben. Het onderzoek van Jos Blank (zie kader interview) is niet realiseerbaar zonder het geld van de stichting die hem financiert.
Ook de connecties die sommige bijzonder hoogleraren met de praktijk hebben, zijn van belang voor de universiteit. “De samenleving, overheid en het bedrijfsleven vragen van universiteiten om samen te werken, zodat wetenschappelijk onderzoek relevant kan worden gemaakt”, aldus een woordvoerster. “De aanname dat de onafhankelijkheid automatisch in gevaar komt door toenemende samenwerking met bedrijfsleven, delen we dus niet. Uiteraard is dit wel een discussie die we moeten blijven voeren, omdat hierin een zekere spanning bestaat.”
Naam: Marcel Thaens
Leeftijd: 48
Leerstoel: ICT, innovatie en publieke sector
Betaald door: PBLQ
Faculteit: FSW
Categorie: Netwerk
“Nooit heb ik ook maar iets van last gehad van belangenverstrengeling; ik zie gewoon niet voor me wat ik me hierbij moet voorstellen. Ik werk niet in laboratoria en doe geen klinische testen, ik onderzoek geen medicijn waar winst op gemaakt kan worden. Ik doe onderzoek naar de nieuwste ontwikkelingen in de ICTwereld en hoe de publieke sector daarop kan inspelen. Wat kan de beleidswereld bijvoorbeeld met Big Data?
Ik werk sinds 2006 een dag voor de universiteit en vier dagen voor PBLQ, het consultancybedrijf dat ook mijn leerstoel betaalt. PBLQ helpt het management en bestuur van publieke organisaties zo goed mogelijk te functioneren. De samenwerking met de EUR is een win-winsituatie. PBLQ heeft samen met de EUR een masteropleiding opgezet.
De trainees van PBLQ volgen deze master. Voor de Erasmus Universiteit levert het een master op waarbij theoretische en praktische kennis op elkaar zijn afgestemd. Voor deze opleiding ben ik als wetenschapper en medewerker van PBLQ verantwoordelijk.
De consultancy en wetenschap zijn twee verschillende werelden. Op de universiteit is het heel belangrijk dat ik publiceer in highbrow internationale tijdschriften terwijl PBLQ naamsbekendheid en state-of-the-art-inzichten wil op velden die voor haar van belang zijn. Soms moet ik in zo’n situatie wel door twee hoepels springen.”
5: Was dat vroeger anders?
Nee, er waren altijd al af en toe incidenten. Abraham Kuyper – Nederlands theoloog, staatsman en oprichter van de Vrije Universiteit Amsterdam – bedacht de functie van bijzonder hoogleraar in 1905 in eerste instantie, zodat zijn geloofsovertuiging gedoceerd kon worden aan zijn universiteit.
In 1925 speelde een incident rond de Indologische faculteit van de Universiteit Leiden, weet hoogleraar Universiteitsgeschiedenis Leen Dorsman. Deze faculteit leidde ambtenaren op voor een baan in Nederlands- Indië, volgens de ethiek dat ze toewerkten naar zelfstandigheid en dekolonisatie. Het bedrijfsleven, te weten Billiton Maatschappij en Koninklijke Olie (later Shell) zagen die filosofie niet zo zitten, die wilden geld blijven verdienen in Nederlands-Indië en richtten via een stichting hun eigen faculteit op aan de Universiteit Utrecht die wel voldeed aan hun wensen.
Frans van Steijn, oud-secretaris van het Rectorencollege die de archieven daarvan heeft bestudeerd, weet dat rectoren nog wel eens moeite hadden met de aanstelling van bijzonder hoogleraren. Als een stichting eenmaal een leerstoel aan een universiteit had, mochten ze tot de jaren ’70 zelf kiezen wie die de leerstoel ging vervullen. “Er zijn incidenten bekend van leerstoelen die voor het nodige zweet zorgden bij de rectoren.”
Maar in de jaren ‘70 scherpte de overheid de regels met de Wet op de Universitaire Bestuurshervorming aan. “Het College van Bestuur moet nu uitdrukkelijk toestemming verlenen voordat iemand hoogleraar kan worden, ook als de stichting al een leerstoel heeft aan de universiteit”, zegt Van Steijn. De criteria zijn niet mals. Iemand moet bij voorkeur gepromoveerd zijn en publiceren, bovendien toetst het College van Bestuur op dat moment de onafhankelijkheid van de bijzonder hoogleraar.
Conclusie
De invloed van het bedrijfsleven op de wetenschap via de bijzonder hoogleraren lijkt op de EUR mee te vallen. Veruit het grootste gedeelte van de groep bijzonder hoogleraren is dat vanwege beleids- en loopbaanredenen. Erasmus Magazine vond één bijzonder hoogleraar die rechtstreeks gefinancierd werd door een bedrijf. Verder financiert de EUR de bijzonder hoogleraren voor een deel zelf of zijn het stichtingen en fondsen die geld in de wetenschap willen steken.
Naam: Gert-Jan Kleinrensink
Leeftijd: 62
Leerstoel: Anatomie
Betaald door: Erasmus MC
Faculteit: Erasmus MC
Categorie: Personeelsbeleid
“Komende oktober ben ik 25 jaar in dienst bij het Erasmus MC, en ik geniet er nog iedere dag van. In een ver verleden was ik fysiotherapeut, toen ben ik via een studie bewegingswetenschappen aan de VU doorgestroomd richting het anatomische vakgebied. Ik leer de geneeskundestudenten in de snijzaal alles over het menselijk lichaam.
Mijn bijzonder hoogleraarschap kwam na de Onderwijsprijs die ik in 2008 won. Die prijs wordt toegekend aan de ‘ beste’ docent van de EUR; het is een prijs waar ik trots op ben. Het duurde toen nog best wel even voordat ik echt bijzonder hoogleraar was. Ik ben in 2010 benoemd en in 2011 hield ik mijn oratie.
Mijn vak verveelt nooit. Regelmatig denk ik: wauw, dat zit toch goed in elkaar. Of soms ontdek je iets nieuws. Pas nog: bij een liesbreukoperatie, gebeurt het af en toe dat ze de ‘weg kwijt zijn’ met het cameraatje. Niemand wist hoe dat kon. Wat bleek? Men kwam dan in een nog onbekend (chirurgisch) anatomisch vlak: tussen twee lagen van de buikwand. Het was niet bekend dat één van die lagen van de buikwand zelf ook weer uit twee lagen bestond, waar je dan net met je camera tussen kon komen. Dat is toch mooi om te ontdekken?”