De kwestie. Grote bedrijven als Shell en Deloitte betalen steeds vaker mee aan onderzoek. De grote vraag voor financieel ethicus Aloy Soppe is daarom: hoe onafhankelijk is de Erasmus Universiteit nog?
Om maar meteen met de belangrijkste vraag te beginnen: is de universiteit nog een onafhankelijk instituut?
“Nee, niet volledig. Dat zou het wel moeten zijn. Een instituut waar je studenten leert om zelfstandig na te denken. Waar bijvoorbeeld kritisch gekeken wordt naar de interactie tussen het economische, juridische en ideologische leven. Maar daar is een zekere afstand voor nodig. Als je te dicht bij commerciële stakeholders en hun geldstromen in de buurt komt, dan transformeert dat je denken. Dan word je een instrument van het economische leven. Dan ben je geen universiteit meer, maar een hogeschool in dienst van multinationals. En dat is wel een beetje gebeurd.”
Kunt u daar een voorbeeld van geven?
“In de fiscale economie worden studenten veelal opgeleid om het bedrijfsleven te helpen zo weinig mogelijk belasting af te dragen. Daarmee wordt een heel duidelijk bedrijfseconomisch belang gediend. Terwijl een academicus de waaromvraag hoort te stellen. Belasting is een vorm van herverdelen en het minimaliseren van die belasting gaat ten koste van publieke diensten. Waarom zou je de overheid wegzetten als vijand? De overheid legt de weg aan tot aan de voordeur van de onderneming. De overheid zorgt voor het rechtsleven. De overheid neemt de werkloosheid op zich. De belasting minimaliseren als doel op zich is kortzichtig en immoreel.”
Dat klinkt alsof studenten niet opgeleid worden tot vrije denkers, maar tot slaafjes van het kapitaal.
“Dat zijn jouw woorden.”
U vindt van niet?
“De universiteit is een onderneming geworden, volledig in lijn met het oprukkende financieel kapitalisme in de rest van de samenleving. Daar horen bepaalde wetten bij: dat je studenten zo snel mogelijk klaar moet stomen voor de arbeidsmarkt en dat je als wetenschapper zakelijk en efficiënt moet zijn. De financiering is daarbij heel erg gecentraliseerd: we moeten met z’n allen vechten om dezelfde pot met geld. Veel wetenschappers zijn daardoor meer bezig met onderzoeksvoorstellen en politiek dan met het daadwerkelijke onderzoek zelf.”
“De universiteit is een onderneming geworden, volledig in lijn met het oprukkende financieel kapitalisme in de rest van de samenleving.”
Bij die aanvragen gaat het vaak om derde geldstromen: projectfinanciering door bijvoorbeeld bedrijven. Van universiteiten wordt verwacht dat ze een deel van hun eigen geld in dit onderzoek steken. Volgens critici is hierdoor steeds minder budget beschikbaar voor ‘vrij’ onderzoek. Is dat erg?
“Op zich is er niets mis mee als het bedrijfsleven met vragen komt. Een universiteit moet naar de samenleving getrokken worden. Maar we moeten ons wel afvragen hoe de bijbehorende onderzoeksagenda precies tot stand komt. Ik heb even naar de bijzonder hoogleraren gekeken (hoogleraren die niet door de universiteit betaald worden, red.): in 1985 was dat maar 4 procent van de totale hoeveelheid hoogleraren aan Nederlandse universiteiten, nu zitten we op 21 procent. Die komen met een paar ton binnen, vaak in deeltijd, om met de hulp van PhD’s een onderzoeksopdracht te klaren.”
Die worden hoogleraar omdat ze een zak geld meenemen?
“Ja. Je moet natuurlijk wel gepromoveerd zijn en een aantal publicaties gehad hebben, maar je ziet dat de universiteit de geldstroom soms belangrijker vindt dan de kwaliteit van de hoogleraar.”
Kunt u een naam noemen?
“Daar ga ik me niet aan wagen.”
Waarom niet?
“Het gaat niet om die mensen, maar om de fundamentele vraag of iemand primair onderzoeker is, of vooral partner, directeur of commissaris bij een bedrijf. Want vaak zijn ze het allebei. Samenwerking met het bedrijfsleven brengt kennis naar binnen, maar de focus glijdt naar buiten. Vaak is de wetenschap niet meer de droom, het einddoel. Ik heb ze gezien: de deeltijdhoogleraren die – steeds jonger en getalenteerder – de leerstoel gebruiken als een opstapje naar de ‘echte’ carrière in het bedrijfsleven.”
Bedrijven beïnvloeden niet alleen de onderzoeksagenda, ze azen ook op het jonge talent dat op de universiteit rondloopt. Daarvoor zoeken de Unilevers, Deloittes en Nauta-Dutilhs studie- en studentenverenigingen al vroeg op en betalen zij mee aan borrels en evenementen. Is dat schadelijk?
“Wat mij betreft niet. Die partijen halen op deze manier heel goedkoop getalenteerde jonge mensen op, die zich vervolgens een paar jaar helemaal wild werken voor zo’n bedrijf. Als mijn studenten de kans krijgen, gaan ze allemaal naar Londen of New York. Ik zeg altijd tegen ze: je moet het gezien hebben. Om er vervolgens achter te komen dat je daar niet gelukkig wordt.”
In tegenstelling tot het bedrijfsleven was de SP afgelopen voorjaar niet welkom op de campus om te flyeren voor een debat over onafhankelijkheid in de wetenschap. De redenatie van de universiteit was, aldus een woordvoerder van de EUR in een brief aan de SP: de Erasmus Universiteit is…
“….politiek waardevrij? Nee toch!”
De SP zei: raar dat wij weggestuurd worden, terwijl grote bedrijven hier ruim baan lijken te krijgen.
“Zonder de SP ook maar enigszins te zien als een partij die op de lange termijn oplossingen biedt voor maatschappelijke problemen: hier heeft zij volledig gelijk. De politiek is onderdeel van de samenleving. Die moeten we dus, net als het bedrijfsleven, toelaten op de universiteit. Studenten zijn volwassen mensen die de keuzevrijheid hebben om welke flyer dan ook aan te nemen. Het is trouwens de vraag of dit ook gebeurd was als het om de VVD ging.”
Hoe bedoelt u dat?
“Het lijkt mij niet geheel toevallig dat het de SP is die weggestuurd wordt. De Erasmus Universiteit is het summum van zakelijkheid. Daar zijn we trots op en daar trekken we studenten mee. Maar het is niet waar de vernieuwing vandaan komt.”
U doceert Financiële ethiek & Compliance aan studenten Financieel Recht. Zitten die daar op te wachten?
“Je kunt zeggen dat het even duurt voor ze het belang van het vak inzien. Je gaat nu eenmaal naar de universiteit om succesvol te worden. En dat betekent geld verdienen in het bedrijfsleven.”
Is dat iets waarvoor de studenten zich moeten schamen?
“Nee, de behoefte om carrière te maken lijkt me gezond. Maar het is de taak van de aanbieder van het onderwijs een academische vorming mee te geven. Maak filosofie en ethiek daarom een integraal onderdeel van de studie en leg uit waarom je dat doet. Wij zijn de enige financiële master in Nederland waar ethiek verplicht is. Bij andere opleidingen zijn het op zijn best enkele verdwaalde colleges. Dat is een doekje voor het bloeden.”
Wat zou u de kersverse collegevoorzitter van de Erasmus Universiteit als advies geven?
“Zorg dat je op democratische wijze alle belanghebbenden vertegenwoordigd hebt op de universiteit. Het is prima als het bedrijfsleven op onze campus rondloopt, want het is je grootste afnemer, maar nu is die partij veel te dominant. Laat ook je andere stakeholders actief meebeslissen. Vraag vertegenwoordigers van studentenvakbonden en van wetenschappelijke medewerkers in het college van bestuur. Die democratisering leidt misschien tot een verlies van efficiëntie, maar is op termijn veel duurzamer.”
Aloy Soppe (1953) is universitair hoofddocent Financiële Ethiek aan de Erasmus School of Law. Na zijn studie Algemene Economie in Groningen was hij consultant in valutaopties en werkte hij voor de Amrobank op de afdeling effectenresearch. Eenmaal in de economische wetenschap, vanaf 1987, maakte hij de opmars mee van ‘zogenaamd waardevrije’ wiskundige modellen. Hij specialiseerde zich in ethiek, compliance en duurzaamheid. Begin 2017 verschijnt zijn nieuwe boek New Financial Ethics: A Normative Approach (Routledge).