Bij de woorden ‘cultureel erfgoed’ denk ik aan bouwwerken als de Taj Mahal, de uitgehouwen stad in Jordanië of aan folkloristische tradities als regendansen, olieworstelen en paalwerpen. Ik las dan ook met enige scepsis het krantenbericht van enkele weken geleden, waarin staat dat studentenverenigingen zijn toegevoegd aan de lijst van nationaal cultureel erfgoed.
Bij het lezen moest ik meteen terugdenken aan de jaren die ik bij mijn studentenvereniging heb doorgebracht. Ik ben blij dat ik ooit lid ben geworden en zie mijn clubgenoten nog steeds iedere maand, maar om nu te zeggen dat mijn verenigingstijd heeft bijgedragen aan mijn culturele vorming:nou nee.
Naar de buitenwereld toe worden studentenverenigingen nogal eens gepresenteerd als elitair en als hoeders van traditie en intellectuele ontwikkeling. Elitair zijn de meeste studentenverenigingen nog altijd: studeer je niet aan een hogeschool of een universiteit, dan blijven de deuren van de vereniging voor jou gesloten, met uitzondering van een enkel open feest. Ook staan de meeste studentenverenigingen bol van de protocollen en tradities, vaak in de vorm van ongeschreven regels.
Maar van culturele of intellectuele verrijking heb ik in al die jaren weinig gemerkt. Rond verkiezingen werden er debatten georganiseerd, maar dat was het wel zo’n beetje. In de hypermasculiene atmosfeer die in de meeste Nederlandse studentenverenigingen heerst, wordt een discussie nu eenmaal sneller beslecht met een bierdouche of braspartij dan met een afsluitend referaat. Geen wonder dat sommige oude ballen mij destijds in een nostalgische kramp wezen op de tijden dat er op de soos nog een leestafel was te vinden. De intellectuele nieuwsgierigheid legt het vrijwel altijd af tegen het conformistische karakter van een studentenvereniging: ook ik had binnen korte tijd mijn frisse poldercoupe verruild voor een studentikoze downforcemat.
Alle wervende praatjes over unieke mentorensystemen ten spijt, studentenverenigingen zijn vooral plekken waar jongvolwassenen gesubsidieerd kunnen apenkooien. En dat is maar goed ook, want sommige zaken die zich op studentenverenigingen voltrekken, zijn buiten de muren van de sociëteit aanleiding voor een hartig woordje met oom agent.
Dus laten we, ondanks de bestempeling tot nationaal erfgoed, van studentenverenigingen niet méér verwachten dan van de gemiddelde bierkeet of hangplek elders in het land. Je legt er waardevolle contacten en maakt er vrienden voor het leven, maar als je Hochkultur wilt, kun je beter naar het museum gaan. En als je je studentenpas laat zien, krijg je nog korting ook.
Giorgio Touburg is promovendus aan de Rotterdam School of Management.